Zijn wij ons brein (7)?
Zelfs als we de spraakverwarring over de vrije wil ontrafelen, zullen we het niet eens worden over haar bestaan en eigenschappen. Dr. Ria van der Lecq bleek gisteren niet al te optimistisch over eensgezindheid rondom de vrije wil. ‘Een eenduidig antwoord zullen we niet aantreffen, omdat er bij verschillende vakgebieden verschillende en conflicterende aannames een rol spelen’, aldus Van der Lecq. Aan filosoof prof. dr. mr. Herman Philipse stelde zij de vraag: ‘Uit de bijdragen van de anderen blijkt dat elke discipline over de vrije wil zijn eigen vragen heeft geformuleerd. Wat houdt dan ‘het verhelderen van DE vraag’ in?’
Volgens Philipse moeten de verschillende gebruiken van de term ‘vrije wil’ en de daarmee samenhangende noties geanalyseerd en verhelderd worden. In deze zin is Philipse het eens met Ria van der Lecq en ook met Thomas Müller. Philipse geeft de volgende invulling aan zijn analyse.
‘In de wijsgerige traditie zijn veel verschillende begrippen van vrije wil ontwikkeld, die allemaal naast elkaar kunnen bestaan en deels aansluiten bij het alledaagse spraakgebruik. Men kan wilsvrijheid bijvoorbeeld begrijpen als een vermogen of dispositie om op grond van goede redenen te kiezen uit verschillende gedragsmogelijkheden. In deze betekenis is de ene mens vrijer dan de andere en er zijn altijd beperkingen van vrijheid. Neurowetenschap kan een bijdrage leveren aan het verklaren van deze verschillen. Ze zal echter nooit kunnen ontdekken dat wilsvrijheid in de zin van dit vermogen in het geheel niet bestaat, want het is een empirisch feit dat mensen het in verschillende mate bezitten.