Laila Ezzeroili publiceerde gister een stuk waarin ze probeert uit te drukken wat het is om een stigma te dragen en hoe zij daar tegen in verzet wil komen. Maar velen, zo bleek, lazen haar stuk anders, zo ook Thomas van Aalten in zijn reactie. Waar ligt het misverstand? Een gastbijdrage van Rogier van Reekum.
Ezzeroili beklaagt zich in haar stuk over de neiging die we allemaal hebben om te wijzen op ‘Marokkaanse Nederlanders’ die stigma's weerleggen: 'We riepen wel dat Marokkanen heus wel deugen, maar liever dan te hameren op artikel 1 van de grondwet, probeerden we het stereotype ijverig te weerleggen of hoogmoedig te negeren.'
Dat is de paradox van stigma: wie het weerlegt, bevestigt het. Als uitweg bepleit Ezzeroili dan ook een principieel protest: 'Onze etniciteit gaat over ons wezen, onze ik, ons mens-zijn. Niet omdat onze etniciteit ons definieert, maar omdat we onze etniciteit altijd in de ogen van de ander weerspiegeld zullen zien. We mogen niet toestaan dat onze kinderen een negatief beeld van Marokkanen, van moslims en uiteindelijk van het zelf, verinnerlijken. Wat we ook vinden van de Marokkaanse opvoeding, de islam, hoofddoeken en vrouwen- en homo-emancipatie.'
In die laatste zin speelt de paradox van stigmatisering zich af. Stigmatisering is alleen te adresseren wanneer we besluiten dat ze principieel – ongeacht mogelijke problemen – onrechtvaardig is. Dat is wat Ezzeroili zichtbaar wil maken: 'Maar bovenal wil ik mijn kinderen inprenten dat ze wel goed zijn als Marokkanen.'
In reactie op Ezzeroili waarschuwt Thomas van Aalten voor chauvinisme.