Esarhaddon (6) – De verovering van Egypte
COLUMN - Het is 671 v. Chr. Een lange stoet Assyriërs trekt over de duinen van de Sinaïwoestijn. De brandende zon staat bovenaan de hemel. Het woestijnzand reikt zover het oog kan zien. Onder het woestijnzand liggen giftige slangen verscholen die elk moment kunnen toeslaan. De muizen en sprinkhanen die ‘s nachts de voedselvoorraad aanvreten zijn met geen geweld tegen te houden. De Assyriërs zijn aan de goden overgeleverd. Enkel het vooruitzicht weldra de paradijselijke Nijldelta te zullen bereiken en Egyptische schatkamers te zullen plunderen houdt hen op de been.
Waterzakken en dromedarissen
Gelukkig heeft Esarhaddon zijn veldtocht naar Egypte goed voorbereid. Dat was ook wel nodig. Een eerdere poging om Egypte via de Sinaï binnen te vallen, drie jaar eerder, was namelijk uitgelopen op een drama. Een groot aantal soldaten liet toen het leven door uitputting, uitdroging en slangenbeten. Tot overmaat van ramp werd het leger ook nog getroffen door een plaag. Ditmaal heeft Esarhaddon echter met hulp van zijn Arabische gidsen zijn route door de woestijn goed uitgestippeld. Zo weet hij precies waar hij waterputten moet slaan. Hij heeft lederen waterzakken meegenomen om het drinkwater in op te slaan en van de Arabieren uit de omgeving heeft hij dromedarissen geleend om zijn vracht te dragen. Als hij dit zou overleven en met het merendeel van zijn enorme leger de Nijldelta zou bereiken, zou de overwinning binnen handbereik zijn.