Liefde en orientalisme
Twee weeskinderen, het meisje Dodala en de jongen Zam, groeien op in een schip, dat ergens middenin de woestijn ligt. Om in leven te blijven, haalt hij water en verleent zij, in ruil voor voedsel, seksuele diensten aan karavaanreizigers. Uiteraard raken ze elkaar kwijt, zoeken ze elkaar, en hebben ze elkaar tegen het einde gevonden. Habibi, de vorig jaar verschenen graphic novel van Craig Thompson, is een smartlap.
En toch. Het lijvige boek blijft boeien doordat het in feite niet gaat over de twee weeskinderen. Thompson gebruikt hun avonturen slechts om de lezer mee te nemen door de islamitische wereld, waarvan we zo’n beetje alle aspecten te zien krijgen: getekende versies van legendes en volksverhalen, de poëzie van Rumi, de folklore van de islamitische kalligrafen. De paleizen die we bezoeken illustreren de architectuur van het Nabije Oosten, sommige pagina’s zijn opgemaakt als oosterse tapijten. We zien echter ook de moderne Derde Wereld-steden, waar klaplopers profiteren van de goedgeefsheid van de enige bewoner die zo handig was een waterzuiveringsapparaat te bouwen.
Die bewoner heet Noach, en de Zondvloed die zijn leven beheerst, is het afval van een enorme stad, waarin de bewoners dreigen te verdrinken. Het is een van de mooie manieren waarmee Thompson een oud verhaal zó ombuigt dat het weer modern en actueel is. Zo blijft de lezer, ondanks het larmoyante karakter van het verhaal, wel bij de les.