Kunst op Zondag | Tussen kunst en terrorisme
“De meest zuivere surrealistische daad bestaat eruit met een geladen geweer in een menigte te wandelen en willekeurig rond te schieten”, schijnt André Breton, voorman van de surrealisten, ooit te hebben gezegd in het Surrealistisch Manifest. Choqueren was een belangrijk surrealistisch principe.
In Mijn Laatste Snik van filmer Luis Buñuel las ik een anekdote over Salvador Dalí die was uitgenodigd voor een gekostumeerd bal in hoge Amerikaanse kringen. Dalí ging toen verkleed als de vermoorde baby van Charles Lindberg. De medegasten waren hierover zo verbolgen (het nieuws was nog vrij vers) dat ze Dalí dwongen excuses te maken. Die excuses kregen ze (Dalí hield teveel van het high society-leventje), waarna Dalí uit de surrealistische beweging werd gekickt. Overigens deed Breton dat nogal graag, leden excommuniceren wanneer ze niet in het surrealistische gareel liepen.
]
Die meest zuivere surrealistische daad werd in 1998 verfilmd door Todd Solondz in het misantropische meesterwerkje Happiness. In de bewuste scene schiet een man lukraak mensen neer in een park. Dit blijkt een fantasie te zijn. Van een psychiater die later in de film een vriendje van zijn zoontje seksueel zou misbruiken. Freud en Breton kunnen trots zijn op Solondz.
]
Happiness verscheen een jaar voor de moordpartij in Columbine, waar die meest zuivere surrealistische daad daadwerkelijk werd uitgevoerd (hallucinant verfilmd door Gus van Sant in Elephant). Sindsdien werd het leegschieten van je mitrailleur een beproefde methode om met een gewelddadige einde het leven te wreken en zo op de valreep net iets meer te worden dan een anonieme passant. Tot voor kort werd deze methode vooral gebruikt door gefrustreerde adolescenten, sinds Anders Breivik hebben ook terroristen het surrealisme ontdekt. Zie ook Tunesië en Parijs, waar ze het strand, een terrasje en een concertzaal in de ergst denkbare nachtmerrie transformeerden.