Volentekriebels | Een dag in de natuur
COLUMN - Een dagje terug naar het dorp waar ik opgroeide.
Ik ben opgegroeid in Drenthe in een gezellig brinkdorp met een besmeurde naam. Dat kwam door de oorlog. Er was nooit veel te doen, dus hingen we rond. Dan zaten we bij de bushalte en dronken we yogidrink en aten we chips. Soms stapten er toeristen uit de bus die vroegen waar het kamp was. We zeiden: elf kilometer verderop. Dan baalden ze, maar ze vloekten nooit. In het dorp met deze naam is elke tegenslag relatief.
Soms ging ik met mijn ouders naar het bos of naar de hei. Dat herinner ik me nauwelijks. Ik had weinig oog voor de natuur. Een goudvink zou ik niet herkennen.
Samen met mijn moeder haal ik de achterstand af en toe een beetje in. Dit keer gingen we adders zoeken. Ik vond het best eng, maar dat hoefde niet. Adders zijn luie dieren. Ze liggen en wachten en pas als een prooi heel dichtbij komt, slaan ze toe. Dat doen ze zeven keer per jaar. Mensen bijten ze niet, tenzij je op ze gaat staan. Meestal ga je dan niet dood.
Het was bewolkt en niet zo warm en daarom waren de adders er niet. Wel zagen we Schotse hooglanders en twee reeën en heel veel vogels waarvan ik de namen niet meer weet. Die krijsten heel hard om hun nesten te beschermen. Die nesten waren niet op de plek waarboven ze vlogen. Dat was om ons te misleiden, maar dan kenden ze mijn moeder niet. Gelukkig hadden we geen kwaad in de zin.
Met het krijgen van kinderen komt ook de goede raad. Familie en vrienden vertellen wat je moet doen en laten, waarna je al dat advies beleefd laat verstoffen. Voor de onzekere ouder staat ook een online leger klaar om op alle boertjes-, voeding- en slaapvragen antwoord te verschaffen. Populair zijn ook de hulpboeken, meestal geschreven in een quasi-grappig toontje. Ik heb me ook aan een paar gewaagd, maar na adviezen als ‘vader, zorg dat je genoeg eten in de vriezer hebt, want mama kan voorlopig niet koken’ haakte ik snel af. Uiteraard hebben wij ook het min of meer verplichte