De staatsfabrieken massaproduceerden angst. Het werd verkocht voor een redelijke prijs en het was inmiddels verreweg het populairste product geworden in de consumptiemaatschappij. Dit werd door de overzeese drugsbaronnen met lede ogen aangezien. De voormalig topcriminelen waren volkomen uit de markt gedrukt, en dachten met weemoed terug aan de vette jaren dat ze elkaars kartels naar hartelust hadden uitgemoord. De leider van het grootste kartel had sinds de opkomst van de angst de banden met zijn verwaarloosde dochter aangehaald, en had zijn oude hobby internetschaak weer opgepakt. Hij vertelde nu iedere dag aan zijn vrouw dat hij van haar hield, las de krant, liet zijn Mechelse herder uit, trok een paar baantjes in zijn zwembad, en deed een aantal zetten. Het schijnt dat hij vrij aardige partijen speelde, en naar verluid is zijn favoriete opening een koningsgambiet.
Er was angst in duizenden-en-een smaken. Er was angst afwijzing, er was angst voor kometen die met duizelingwekkende snelheid door het melkwegstelsel suisden, er was existentiële angst, angst voor klimaatverandering, angst dat de begroting niet klopte, angst dat er na het 65ste levensjaar moest worden doorgewerkt, angst voor vrouwen, angst voor honden, angst voor het onbekende, angst voor ontvoering door buitenaardse wezens, angst voor oorlog, angst voor te veel keuzemogelijkheden, angst voor depressie, angst voor succes, angst voor economische stagnatie, angst voor de dode hoek, angst voor koffie zonder perfecte schuimkraag, angst voor te weinig status en aanzien, angst voor stress, en natuurlijk de klassieke angst voor de dood. De meest populaire angsten hadden gepatenteerde merknamen: Agorafobie™, Paranoia©, en natuurlijk het goedkope – door een groep chemici via internet ontwikkelde – Panic (cc).