Hemel die nergens ophoudt
‘Ze verdeelt de grote mensen in degenen die verhalen vertellen en degenen die alleen maar vervelend zijn. De meesten zijn alleen maar vervelend. Terwijl de grote mensen toch uitsluitend op de wereld zouden moeten zijn om haar, Meta, te amuseren’.
Meta heet eigenlijk Marlen. De schrijfster vereenzelvigde zich als kind zo met de hoofdpersoon uit het sprookje van de kleine Meta, die zich in haar vinger prikt en de zwarte put in moet, dat ze zichzelf in de autobiografie van haar jeugd Meta is gaan noemen. Het boek is geschreven in de derde persoon en beschrijft hoe Meta de wereld waarneemt en tegemoet treedt, en hoe die wereld op haar reageert. Er is geen hoofdstukindeling, de verhalen en impressies lijken aan elkaar geregen. Soms is de taal kinderlijk, korte zinnen, te simpel, dat stoort een beetje, want je weet dat deze roman door een volwassen alwetende persoon geschreven is. Naarmate je verder in het boek komt wordt de taal complexer en meer literair, dan beginnen de verhalen te boeien.
Hemel die nergens ophoudt gaat over een meisje, die met haar ouders en een broertje opgroeit in de bergen van Oostenrijk. Haar vader is een boswachter, die het liefst verhalen vertelt. Haar moeder is een ijverige huisvrouw die voortdurend met het bakken van taarten en het verwerken van het geschoten wild bezig is. Iedere jaar komen er zomergasten naar het grote boswachtershuis, ze vertellen Meta verhaaltjes of ze zitten te mekkeren.