Ieder werk is een kunstwerk
Het is misschien een beetje laat voor een echte recensie van het laatste boek van K. Schippers. ‘De bruid van Marcel Duchamp’ kwam al in het voorjaar van 2010 uit en het is inmiddels in alle media besproken. Toch wil ik in deze donkere dagen van het jaar dit boek onder de aandacht brengen, omdat het boek een optimistische kijk op de kunst uitstraalt. En de ideeën van Marcel Duchamp bieden een goede basis om gefundeerd na te denken over de rol van kunst in het algemeen, en de over plaats van kunst in je eigen leven.
Marcel Duchamp is beroemd geworden door zijn readymades. Dat zijn objecten die je gewoon overal kunt tegenkomen, maar die je tot kunstuiting kunt maken door ze in een andere context te plaatsen. Iedereen kent wel het urinoir als kunstwerk, een object dat Duchamp in zijn eigen woning aan het plafond had bevestigd. Schippers laat in het boek zien hoe de kunstenaar aan dit idee gekomen moet zijn: in de jaren dat Duchamp in Parijs leefde hadden veel appartementscomplexen op elke overloop een urinoir. Het was een object waar hij regelmatig naar gekeken moet hebben.
Het mooiste van het boek is dat het laat zien dat er in elk mens een kunstenaar zit, ja, zelfs in mij. Elke winter brei ik een trui en als ik het kledingstuk af heb, dan ga ik een avondje afhechten. De afgeknipte draden gooi ik op de grond, gewoon naast de bank. Als ik klaar ben, dan maak ik twee foto’s: een foto van de trui en een foto van de hoop losse draden die ik nonchalant op de grond heb geworpen. Vaak vind ik die hoop losse draden mooier dan de trui zelf. Ik heb me nooit afgevraagd waarom ik die afgehechte draden zo interessant vind, maar het moet iets met kunst te maken hebben, want Marcel Duchamp deed ongeveer hetzelfde. Elke ochtend, na het opstaan, gooide hij een touwtje over zijn schouder. Hij vond het spannend om te zien dat het touwtje iedere keer anders valt. Deze theorie kan ik door mijn brei-ervaringen nog completeren: een draad valt nooit zo mooi als de eerste keer.