Goed Volk | De Golem – een inventarisatie
ACHTERGROND - In het verlengde van mijn laatste blog over bezielde materie, hierbij het verhaal van de Golem, de uit klei geformeerde kunstmens, leven ingeblazen middels de scheppingskracht van de Godsnaam. Het bekendst is ongetwijfeld de Golem van Praag, maar het fenomeen is ouder en vooral complexer. Om te spreken van een archetype gaat mij te ver, maar van een topos of motief is hier zeker sprake.
De Golem kent drie tradities: de oorspronkelijke legenden, de orale traditie en de literaire traditie met als hoogtepunt de gelijknamige roman van Gustav Meyrink (1915). Ook kent de Golem diverse functies: van persoonlijke hulp tot verdediger van de gettojoden. De ontwikkeling van Middeleeuwse legende naar literaire traditie is vergelijkbaar met dat van een ander bekend motief: ‘Ahasverus’ of ‘De wandelende Jood’, maar heeft daar verder niets mee te maken. ‘De wandelende Jood’ is geen Joods maar een christelijk motief dat vergelijkbaar is met ‘De Vliegende Hollander’. Daarover in een later blog, niet voor niets vlak na 4 mei.
Etymologie en kabbalistische achtergrond
Een afgeleide vorm van de betreffende Hebreeuwse stam komt voor het eerst voor in één van de psalmen: het 16e vers van psalm 139: גלמי (golmi), het vers dat zowel in de NBG- als in de NBV vertaald wordt met “Uw ogen zagen mijn vormeloos begin”. ‘Golem’ verwijst dus naar vormeloos, ruw materiaal. In de vroeg-middeleeuwse Babylonische Talmoed is de betekenis geëvolueerd naar ‘onvoltooide schepping’. De Kabbala put voornamelijk uit de Talmoed. De Golem heeft een onverbrekelijke link met de Kabbala, vandaar dat alle Golem-verhalen doortrokken zijn van mystiek en magie.