Natuurlijke historie
Op mijn twaalfde jaar ging ik naar het katholieke Petrus Canisius Lyceum te Alkmaar, dat inmiddels van naam is veranderd en nu het Petrus Canisius College heet. Omdat dat moderner is, ongetwijfeld. Ik had inmiddels een gezonde afkeer van het katholicisme ontwikkeld. De pastoor in onze parochie had namelijk de gewoonte om zijn preek zo te beginnen: hij legde zijn handen voorzichtig voor zich neer op de preekstoel, hij boog zijn hoofd, keek vervolgens alle mensen aan en zei dan: ‘Beminde gelovigen.’ Of: ‘Beminde parochianen.’ Op zo’n zangerig toontje, dat me steeds weer door de ziel sneed wegens de leugenachtigheid: van alle parochianen waren er misschien heel aardige, maar ook enkele zeer onaardige, zoals slager Snel, die jongens van Pauw, die altijd zo schreeuwden, of mevrouw Kuilman, die door geen mens ter wereld zou willen worden bemind. Toch zei die pastoor week in week uit: ‘Beminde parochianen.’ Huichelaar, dacht ik steeds.
Aan heel die enge wereld ontsnapte ik op mijn twaalfde jaar: ik ging naar de middelbare school in Alkmaar, die ook wel katholiek was, maar je kon er tenminste iets leren: Engels, Frans, Duits, Latijn, algebra, meetkunde, scheikunde, natuurkunde etc. Dingen dus die ik op de Lagere School (die tegenwoordig Basisschool wordt genoemd, ook omdat dat uiteraard moderner klinkt, net zoals een Kweekschool later Pedagogische Academie ging heten) nooit had gehad.