Dromedarissen, kamelen en anglicismen
Effectief schrijven: Aristoteles dacht er al over na en onderscheidde drie zaken waarop je moest letten. Ze zijn nog altijd een makkelijke kapstok voor wie wil leren een overtuigend betoog te schrijven. Zo iemand moet
- zijn verhaal logisch doen (de argumenten moeten de conclusie schragen);
- persoonlijk geloofwaardig zijn (Sonja Bakker en Adriaan van Dis moeten niet verontwaardigd doen over plagiaat);
- het zo brengen dat het publiek uit je hand eet.
Dat laatste houdt bijvoorbeeld in dat je rekening houdt met emoties en verwachtingen die bij het publiek leven. Wie een ander wil overtuigen, doet er meestal niet verstandig aan hem te beledigen. Maar er zijn ook taalkundige verwachtingen die een effectieve schrijver respecteert, bijvoorbeeld bij de woordkeuze. Men mag best zeggen dat “hun” iets hebben gedaan, maar wie het opschrijft, zal een deel van zijn publiek kwijtraken, uit louter ergernis. Irritante, rare en ongebruikelijke woorden dienen, zoals Julius Caesar al opmerkte, te worden vermeden als klippen op zee. Je betoog kan erop stranden.
In deze categorie vallen ook germanismen, gallicismen en anglicismen.
Op zich is daar niets op tegen, en ik voor mij stoor me niet werkelijk aan “fraudebestendig paspoort”, “akkoord zijn met iemand” of “een punt hebben”. Dat verandert echter als een duidelijk woord wordt verruild voor een minder duidelijk woord. Dan introduceer je vaagpraat. De brokken puin die om de zon draaien, zijn kleine planeten en heten daarom “planetoïde“. Het anglicisme “asteroïde” suggereert dat ze op sterren lijken, is misleidend en kan daarom beter worden vermeden.
Een ander voorbeeld ontleen ik aan dit interessante artikel van Mark van Assen over kamelen in Saoedi-Arabië. Het gaat echter om dieren die in het Nederlands worden aangeduid als dromedarissen. De oorzaak van het misverstand is dat de eenbulter in het Grieks met twee woorden werd aangeduid. Toen de Grieken ze in de zesde eeuw v.Chr. voor het eerst zagen, noemden ze de eenbulters dromas of dromedarios, “snelle loper”. Ze hoorden ook de naam die hun berijders eraan gaven, het Semitische gamallu (vgl. het huidige Arabische jamel), wat in het Grieks verbasterde tot kamelos. Eén beest met één bult, maar twee namen. Met de veldtochten van Alexander de Grote werd ook de tweebulter bekend, en Aristoteles – hij weer – introduceerde het onderscheid dat wij in het Nederlands ook kennen.