We sluiten steeds meer dingen aan op internet. Van de routeplanner in de auto tot de slimme thermostaat in huis die gedetailleerd bijhoudt – en, wat niet iedereen weet, dus ook precies aan het energiebedrijf doorgeeft – welk apparaat hoeveel stroom verbruikt, en wanneer dan wel.
Dat we de thermostaat op afstand kunnen bedienen, betekent dat het ding een internetverbinding heeft. Alleen daardoor kunnen we commanderen: ‘CV: ga nu aan, want binnen het uur kom ik thuis.’ De slimme koelkast die je boodschappenlijstje voor je bijhoudt en desgevraagd zelfstandig bij de supermarkt de frisdrank, de melk en de rosbief voor je bestelt? Ook die doet dat via zijn eigen internetconnectie.
Zulke verbindingen worden alleen maar frequenter. Tezamen heten ze: het internet of things. De foto’s uit je camera worden zomaar, zelfs zonder dat je ergens een kabeltje in prikt, naar je computer overgezet? Dat is dankzij the internet of things: je camera praat achter je rug om met je tablet of je laptop, en regelt alles voor je, zonder dat jijzelf nog enige moeite hoeft te doen.
Reuze handig.
Totdat je je realiseert dat vrijwel al die connecties volkomen onbeschermd zijn. Een paar maanden geleden bewezen Duitse hackers dat ze andermans slimme thermostaten eenvoudig op afstand konden overnemen. Ze konden die zelfs gijzelen, naar het voorbeeld van ransomware: ‘Tenzij je me nu xxx euro betaalt, laat ik alle bestanden op je computer verdwijnen / beheers ik nu het klimaat in je huis. Zal ik de temperatuur in je huis vastzetten op 15 graden? Of vind je 40 graden fijner? Zeg het maar – ik heb nu de rechten over de temperatuur in je huis, en jij niet meer.’