Het belang van het laatste woord

Eergisteren kwam Eugen Rochko, de maker van het socialemediaplatform Mastodon met een voor sommigen schokkend bericht: hij zou overwegen om een functie voor ‘quote posten’ te maken omdat mensen erom vroegen. Het bericht kwam een paar dagen nadat de Zweedse activiste Greta Thunberg op een ander socialemediaplatform, Twitter, een nu al beroemde ‘quote post’ had geplaatst. op een bericht van de kickboxer Andrew Tate. Die was haar komen sarren door in een post te melden dat hij 33 auto’s had die allemaal heel vervuilend waren, lekker puh. Een ‘quote post’ geeft iemand op Twitter de mogelijkheid zo’n bericht te herpubliceren met eigen commentaar erboven. Dat is wat een quote post is: Rochko heeft lange tijd geweigerd om dit soort crossposts mogelijk te maken op Mastodon, omdat ze volgens hem een van de oorzaken zijn van de giftig opgewonden sfeer op Twitter. Blijkens de reacties op zijn voornemen, zijn in ieder geval veel mensen het met hem eens over die giftigheid. Tegelijkertijd hebben anderen hem juist eerder kennelijk gesmeekt om deze functie. Aggressief Ik zat ooit – toen ik jong was en onbezonnen, vorig jaar – ook op Twitter. Ik maakte ook wel gebruik van de quotepost-functie, bijvoorbeeld om een bericht van iemand anders van harte aan te bevelen (ik schreef er dan boven ‘Lees dit!’) of om een grapje te maken over een bericht van een beroemdheid (‘Moet je haar eens zien!’). Aan het gebruik dat mensen ‘giftig’ vinden – en waaraan Thunberg zich dan schuldig heeft gemaakt – heb ik me geloof ik niet bezondigd: om bijtend commentaar te geven op een aan mij persoonlijk geschreven bericht. Dat die quote posts als giftig gelden, kan ik intuïtief goed aanvoelen (het gif is door Thunberg wellicht terecht en succesvol ingezet, maar dat is iets anders). Het heeft iets heel aggressiefs, deze manier van doen. Maar waarom? Rationeel lijkt er op het eerste gezicht weinig tegen te zeggen. Ik gaf mijn bijtende commentaar wel, maar dan als ‘antwoord’ op mijn tegenstander. Dat antwoord was evengoed ook door de hele wereld mee te lezen; en dat kan op Mastodon ook. Bovendien kun je daar ook onbeperkt andere mensen ‘quoten’ en er bijtend commentaar op geven; het is zelfs heel gebruikelijk om een link te plaatsen naar een artikel ergens anders op internet en daar dan in een paar woorden iets onaardigs over te zeggen. Maar dat is kennelijk allemaal niet zo ‘giftig’. (Ik bedoel kennelijk, ook omdat ik het zelf ook zo aanvoel.) Zelfs Tates eigen bericht, zogenaamd een bericht aan Thunberg, maar ondertussen waarschijnlijk vooral bedoeld voor zijn eigen lezers, is natuurlijk minstens even aggressief als willekeurig welke ‘quote tweet’, maar ook dit wordt probleemloos op alle Twitter-alternatieven toegestaan (althans, voor zover het de vorm betreft, sommigen zouden de inhoud misschien filteren.) Common ground Het moet iets te maken hebben met het feit dat je je op de sociale media gevoelsmatig in gesprek bent. Met de quote tweet, draai je je als het ware af van je partner en richt je tot je publiek met een soort laatste woord. Het is natuurlijk niet per se echt een laatste woord (de ander kan jou ook weer quote posten), maar in het echte leven is een laatste woord ook nooit per se het laatste. Het onaangename van quote posts kan met andere woorden volgens mij worden gereduceerd tot het onaangename van het laatste woord. Ook in levende lijve kun je dat observeren: ook als de twee ruziemakers al volkomen op de hoogte zijn van elkaars argumenten, is er een psychologische drang om degene te zijn die als laatste iets zegt. Je wenden tot het publiek en een grapje over de ander maken, voelt als een geschikte techniek om dat te doen. Maar omdat de ander diezelfde psychologische drang heeft, roept het soms alleen maar aggressie op. (In Tates geval zozeer dat hij een filmpje opnam met een antwoord op Thunberg, waarin hij per ongeluk zijn schuilplaats voor de Roemeense politie weggaf, die hem daarop kwam arresteren.) Ik heb geen literatuur kunnen vinden over dat belang van het laatste woord, het lijkt me een prachtig onderzoeksonderwerp. Het zou iets te maken met het het idee dat gesprekken samenwerkingsprojecten zijn, waarbij je normaliter bouwt aan een common ground, een hoeveelheid beweringen waarover je het eens bent. De ene gesprekspartner zegt iets, en als de ander dat niet weerspreekt, behoort het tot de common ground. Daarbij geldt die common ground vervolgens als een afspraak: hierover waren we het eens, dus voortaan kunnen we ervan op aan dat wij dat allebei vonden. Degene die het laatste woord heeft, heeft daarmee de laatste bijdrage van de common ground. Door zich hiermee tot een extern publiek te richten, worden ook zij hierbij betrokken. Die manier van gesprekken opbouwen werkt prima, behalve bij ruzie. Of op Twitter.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.