José Manuel Barroso, voorzitter van de Europese Commissie, heeft deze week verontwaardigde reacties van meer dan zeshonderd Telegraaflezers over zich afgeroepen toen hij veronderstelde dat we in Nederland ‘geen Griekse stemming‘ zullen krijgen. Hij gelooft niet dat er verband is tussen de aanpak van de Europese schuldencrisis en de aanhang van populistische partijen. Populisme is er altijd al geweest, zegt hij.
Barroso’s uitspraak is om meerdere redenen onhandig. Met zijn sussende woorden negeert hij de onvrede van Europeanen in en buiten Griekenland die niets moeten hebben van het, in hun ogen, door de EU afgedwongen desastreuze bezuinigingsbeleid. De verkiezingen in Frankrijk en Griekenland laten zien dat de steun voor dat beleid wegvalt. Hij zou er goed aan doen dat te erkennen en aan de Europese burgers te laten weten dat hij de boodschap begrepen heeft. Maar nee: ik maak me niet ongerust, zegt Barroso, en zo geeft hij opnieuw voeding aan de populistische anti-Europese stroming die zich keert tegen de Brusselse technocraten. En tegen alle partijen die de Europese samenwerking verdedigen. Barroso opereert niet alleen onhandig maar in zekere zin ook gevaarlijk. Door de stem van de burgers op deze manier af te doen zet hij het draagvlak voor de EU op het spel. Ook al zou er in de praktijk geen sprake zijn van een serieuze dreiging van het populisme. Daar gaat het ook niet om. Het gaat er om hoe je als politicus reageert op de boodschappen die uit verkiezingsresultaten opklinken.