Kunst op Zondag | Geraakt en ontroerd

Gaat u er even voor zitten, dit wordt de langste Kunst op Zondag van 2018. Kan ook een kunstenaar zelf, al dan niet tot tranen toe, geraakt worden door eigen werk? Die vraag kwam bij me op bij het zien van de documentaire Bill Viola: The road to St. Paul’s. Daarin wordt de video-kunstenaar gevolgd bij de realisatie van de video-installaties 'Martyrs' (2014) en 'Mary' (2016) in de St. Paul’s kathedraal in Londen, een proces dat ruim elf jaren duurde. Tot tweemaal toe komt er in de documentaire een moment voorbij waarbij Bill Viola zichtbaar ontroerd raakt als hij zijn werk ziet (via uitzending gemist: op 33 - 34 min bij het bekijken van ‘Martyrs’ en op 45 min bij het zien van ‘Mary’). Dat je als publiek overrompeld en geraakt kan worden door een kunstwerk kan ik goed begrijpen. Vorig jaar schreven we hier al welke kunstwerken tranentrekkers bleken. Maar een kunstenaar die van eigen werk ontroerd raakt, terwijl hij/zij precies, tot op elk detail, weet hoe en waarom het is gemaakt? Daar wil ik meer van weten. Dus kunstenaars aangeschreven en gevraagd: Ben je wel eens (tot tranen toe) ontroerd geraakt door eigen werk? Zo ja, welk werk was dat en waarom?

Door: Foto: Joan (cc)
Foto: Tim Evanson (cc)

Kunst op Zondag | Kunst van naam

Geef iets een naam en het krijgt betekenis. Dat geldt ook voor niets dat, paradoxaal genoeg, tot uiteenlopende verbeelding spreekt.

Stoort het u als een kunstwerk geen naam heeft? Je zou kunnen stellen dat figuratieve kunst, en met name de realistische variant, geen titel behoeft. Wat je ziet, is het. Het is zelfs vragen om moeilijkheden als een figuratief werkje een naam wordt gegeven.

Waarom krijgen wat tafels en stoelen die op het eerste gezicht deel uitmaken van een restaurant, bij de één de naam van de locatie en heet het bij een ander een vergaderzaaltje.

Wim Carrein – Barokke zaal kasteel Rullingen Borgloon (2009)
cc Flickr Vlaams Parlement photostream Wim Carrein Barokke zaal kasteel Rullingen Borgloon 2009

Guy Van Bossche – The conspiracy room (1994)
cc Flickr Vlaams Parlement photostream Guy Van Bossche - The conspiracy room (1994)

Zo’n naam, daar ga je wat achter zoeken. Dat kan natuurlijk de bedoeling van de kunstenaar zijn. Op het gevaar af dat zure resencenten schamper doen over het verband tussen beeld en het programma er achter.

Zodra het figuratieve naar abstractie neigt, is het misschien wel handig als er een naam bij hangt. Maar voegt “verliefde zwaluw” nu zoveel toe aan dit schilderij?

Joan Miro – Hirondelle amour (1933-34)
cc Flickr Mike Steele photostream Joan Miro Hirondelle amour (1933-34)

Bij abstractie is vorm en kleur wellicht genoeg om uw esthetische zinnen te prikkelen. Maalt u er dan om dat u hier wordt geacht naar een vogel te kijken?

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Foto: Dennis Hayes IV (cc)

Kunst op Zondag | Tranen trekken

Tranen en nog eens tranen. Toe maar jongen, gooit het er maar uit.

Zien huilen, doet huilen. Dat gaan we vandaag eens testen. Wie graag mee wil huilen maar er geen traan krijgt uitgeperst, raden wij kunsttranen aan.

Een vriend van mij vertelde me een verhaal over een fantastische driftbui die zijn dochter had. Ze was ontroostbaar maar bestudeerde tegelijkertijd zichzelf in de spiegel.

Dat was de inspiratie voor de vijf huilende meisjes die Laura Ford maakte voor het beeldenpark Jupiter Artland (Edinburgh – Schotland).

Laura FordWeeping girls, 2009.
cc Flickr Pierre Arronax photostream Weeping Girls by Laura Ford

Eén van de theorieën waarom er weinig in musea wordt gehuild, is dat men niet zo makkelijk een potje grient in publieke ruimten. De inspiratiebron van Laura Ford huilde nog binnenskamers en was haar eigen voyeur.

Dora Moutot kreeg mensen zo ver hun tranen op het internet te vertonen. Haar Tumblr-project “Webcam Tears” is geïnspireerd op 365 days: a catalogue of tears van Laurel Nakadate, die een jaar lang zichzelf fotografeerde tijdens en na een huilbui.

Dora Moutot verklaart zich nader:

Webcam tears is a project depicting contemporary sadness in an voyeuristic internet era through the medium of the webcam.
Webcam Tears is a project about internet exhibitionism and loneliness in an time where your best friend is your screen.

Foto: Anders Ljungberg (cc)

Kunst op Zondag | Wir setzen uns in Tränen nieder

Fijn dat het Pasen is, want dat betekent het einde van een week gesnotter. Bij die hele lijdensweg zijn nogal wat tranen vergoten, culminerend in het slotkoor van Bachs Matthäus Passion. Devote volgelingen zitten jankend bij het graf van Jezus en blèren er een eindje op los.

Zoals er hopeloos veel is geschreven over de Matthäus Passion, zo veel wordt er ook geschreven over tranen in de kunst. Het merendeel gaat over afgebeelde tranen, waar collega Willem Visser op Sargasso al eens wat woorden aan wijdde.

Maar al eeuwenlang komt af en toe de vraag boven drijven waarom mensen wel of niet huilen bij het zien van beeldende kunst. Algehele tendens: het intrigeert de schrijvers waarom mensen wel een traantje plengen bij een stukje muziek of een film, maar zelden of nooit bij een schilderij of sculptuur.

Een mysterie, dat bij diepere beschouwing geen groot mysterie is.

Uit alle tot nu toe bekende onderzoeken, literatuur en essays kan worden opgemaakt dat a) er bar weinig wordt gehuild bij beeldende kunst, b) als er wel wordt gesnotterd de triggers tot janken te divers zijn om er algemeen geldende conclusies aan te verbinden en c) er net zoveel cultuur- en tijdsgebonden aspecten een rol spelen als bij huilpartijen buiten de kunst. Om van zeer diverse hoogstpersoonlijke drijfveren niet te spreken.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Foto: Jan Glas (cc)

Emo-televisie

COLUMN - De televisieserie Un medico in famiglia (Een dokter in de familie) is een van die typisch Italiaanse langlopende series met een lach en een traan – en ik gebruik hier met opzet de op zichzelf al ietwat larmoyante theateruitdrukking. Het draait om een ‘komische’ maar ongeloofwaardig ideale familie – een soort Cosby Show dus, inclusief irritant vroegwijze kleuters die precies de juiste dingen zeggen – maar behandelt evengoed diep menselijke tragedies als dramatische scheidingen, dode moeders en doodzieke geliefden.

Ik trek dat niet. Ik vind het een verschrikkelijk irritante televisieserie. Het is allemaal heel sympathiek hoor, en de acteurs zijn prima vakmensen en geen Geer & Goorvolk of talentshow-winnaars, daar ligt het niet aan. Ik kan er niet tegen dat de makers ondanks alle kitsch, ondanks alle kunstgrepen die ze uithalen om de serie nu al tig seizoenen op de buis te brengen, ondanks alle neppe superlievigheid en driestuiverswijsheid, ondanks de product placement en de politiek correcte flauwekul, er toch in slagen om emoties bij me op te wekken.

Oh, ik schaam me niet voor een traan. Emoties horen bij het leven; ze vormen het bewijs van het feit dat ook ik met mijn grote muil gewoon een mens ben. Ik zou alleen zo graag willen dat ik emoties voelde bij echte dingen. Dat er geen aanzwellende vioolmuzak bij nodig is, of inzoomen op een traan (kom er maar in, Carel Kraayenhof), of een minutenlang inleidend crescendo tot het onvermijdelijke moment – want in die series zie je de dingen al van mijlenver aankomen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Hersenhelften: Berlusconi versus Rede

Psychiater Iain McGilchrist verzet zich tegen het idee dat hersenhelften er niet meer toe doen. Vroeger werden allerlei gedragingen en hersenfuncties toegewezen aan de linker- of rechter hersehelft, maar tegenwoordig is die scheiding in ongenade geraakt.

In dit praatje vertelt hij met humor wat de verschillende helften dan zouden doen. De linker hersenhelft is volgens hem de Berlusconi van het brein, dus dat belooft wat. Het aardige van het praatje is dat McGilchrist de neurologie ook op een wat hoger plan trekt. ,,We have created a society that honors the servant, but has forgotten the gift.”

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Wie maalt er nog om feiten?

Een gastbijdrage van Dick Houtman, Stef Auper en Peter Achterberg van het Centre for Rotterdam Cultural Sociology (Crocus) aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam. Het stuk is met toestemming van de auteurs overgenomen van NRC Opinie & Debat.

richard de mosDe aantrekkingskracht van Wilders, aldus Rob Wijnberg in deze krant van 9 maart, schuilt in de manier waarop hij zijn politieke verhaal illustreert aan de hand van alles wat zich daarvoor leent: „Zie je wel: het is gewoon een rotzooitje in dit land en dat is de schuld van die zelfgenoegzame linkse elites, die alle machtsposities hebben gemonopoliseerd, elkaar in de vorm van baantjes en subsidies voor linkse hobby’s de bal toespelen, en verder de boel gewoon de boel laten.”

Dat deze aanpak Wilders geen windeieren legt, demonstreert dat het postmodernisme niet passé is, zoals wel wordt beweerd, maar juist buiten de academie gemeengoed aan het worden is. Met haar onveiligheid, justitieel proceduralisme en bureaucratische stroperigheid doet de werkelijkheid er niet zoveel meer toe, want zij is toch slecht, moet op de schop en levert nog slechts illustraties van hoe erg het inmiddels geworden is. „Het moet niet veel gekker worden” – je hoort het Wilders zeggen.

Deze afkeer van de werkelijkheid heeft zijn historische wortels opmerkelijk genoeg in de linkse tegencultuur van de jaren zestig van de vorige eeuw. Die bonte verzameling van fanatieke politieke activisten, ludieke culturele anarchisten en dromerige spirituele zoekers was het immers over één ding roerend eens: de werkelijkheid deugde niet. De droom van de Verlichting was ontaard in de nachtmerrie van de technocratie met zijn kille amorele rationaliteit, zijn onpersoonlijke bureaucratische regels en zijn vervreemdende rollen. Over het morele gehalte van ‘Het Systeem’ maakte men zich geen illusies, want men wist donders goed dat het staatsapparaat en de grote bedrijven er alle belang bij hadden om mensen te laten geloven dat zij gelukkig waren en in een vrije samenleving leefden. Maar wie wat kritischer was en wat beter keek, ontdekte al snel dat reclame en massamedia zelfs de diepste wensen en verlangens van mensen manipuleerden en dat wat op ‘echte’ tolerantie leek in feite slechts ‘repressieve’ tolerantie was. Deze tegenculturele systeemparanoia bereikte een hoogtepunt in het werk van de Duitse sociologen Max Horkheimer (1895-1973) en Theodor Adorno (1903-1969), waarin de cultuurindustrie werd ontmaskerd als een manier om de massa’s dom en tevreden te houden.

Volgende