In een overvol stadion in Johannesburg tekende een man met zijn handen figuurtjes in de lucht. Een leek zou die figuurtjes niet herkennen, maar wellicht zou het hem troosten dat ook een ingewijdene ze niet begreep. “Verbinden” klonk het door de speakers, en de man sloot zonder aarzelen zijn eigen handen in elkander. Zo ver kwam hij nog, in het spreken van een taal die hij niet kende.
Een dag na de Mandela-memorial was immers niet de handdruk tussen Obama en Castro, niet het uitfluiten van Zuma het nieuws van de dag, maar een zwalkende doventolk. De man stond dan wel druk te gebaren, maar het was Zuid-Afrikaans en bovendien wees doof parlementslid Wilma Newhoudt er via Twitter op dat de man ‘gewoon maar wat gebaren aan het verzinnen was’. Toen naar buiten werd gebracht dat de man inderdaad een ‘neptolk’ was, ontstond er enige commotie. Onterecht naar mijn idee, want door ‘maar wat gebaren te verzinnen’ deed hij niets anders dan veel anderen deze week.
Gisteren nog, toen AC Milan spelers voor de wedstrijd nog een shirt met ‘Mandela’ omhoog hielden, en poseerden achter een groot spandoek ter ere van hem. Om zich vervolgens negentig minuten lang te misdragen, en met onsportief spel Ajax uit het toernooi te knikkeren. Het deed denken aan de beschamende kwartminuut stilte bij de WK-loting eerder deze week. Waar ze wel graag de naam Mandela noemden om zijn grootsheid op zich te laten afstralen, maar waar ze hem ook net zo snel weer vergeten als hen dat uitkomt. Dat zijn nog eens gebaren die niets betekenen.