Het is een ergernis van velen: de telefoon gaat tijdens het eten, de afwas of een televisieprogramma. Een telemarketeer probeert een financieel product, een abonnement of iets anders te verkopen. Hoewel de irritatie over telefonische verkoop groot is, zijn er kennelijk nog steeds genoeg consumenten die ingaan op een dergelijk ‘aantrekkelijke aanbod’. Anders waren telemarketingbedrijven immers allang van de aardbodem verdwenen.
En omdat de irritatie over telemarketing soms hoog oploopt, kwam de politiek in actie. In 2009 werd het bel-me-niet-register opgericht. Consumenten kunnen hun vaste en mobiele nummers aan het register doorgeven, waarna ze niet meer gebeld mogen worden. Telemarketeers moeten namelijk eerst checken of een telefoonnummer geregistreerd staat, voordat ze een consument benaderen.
Ongewenst bijeffect
Probleem opgelost, zou je denken, maar niet volgens de SP. Kamerlid Sharon Gesthuizen stelde deze week Kamervragen aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over het vertrouwelijke, niet-openbare bericht dat goede doelen de dupe worden van het bel-me-niet-register. Gesthuizen wil weten of de minister maatregelen gaat nemen tegen dit ‘ongewenste bijeffect’.
Dit probleem ligt voor de hand. Een van de belangrijkste vormen van telefoonterreur komt van goede doelen. Ook zij kunnen consumenten die zich hebben laten registreren kennelijk niet meer benaderen, waardoor minder opties resteren om nieuwe donateurs te werven. Dit was ook één van de redenen om in 2009 met dit register te starten. Van de SP mogen telefoon- en verzekeringsmaatschappijen consumenten niet telefonisch lastig vallen, maar goede doelen wel.