OPINIE - Staatssecretaris Sander Dekker komt met anti-pestwetgeving. Bij nadere bestudering van z’n voorstellen lijkt het er echter meer op dat hijzelf de pester is en het onderwijs het pestslachtoffer.
Sander Dekker is een uitblinker. In buhnepraat wel te verstaan. De laatste loot aan de stam is de wens om scholen wettelijk te verplichten om met “bewezen effectieve” pestprogramma’s te werken. Aanpakken dat probleem. Daadkracht uitstralen. Het klinkt allemaal mooi en nobel, maar over de effectiviteit kan sterk worden getwijfeld.
Hoeven scholen dan niets te doen aan pestgedrag? Het spreekt voor zich dat scholen een veilige omgeving moeten bieden voor alle leerlingen. Het aanpakken van pesten is daar een onderdeel van. Een veilige omgeving is tenslotte een noodzakelijke voorwaarde om tot een goed leerresultaat te kunnen komen. Alleen al om die reden zou een wet zoals die nu op tafel ligt, overbodig moeten zijn. Wat opvalt aan de voorstellen van Dekker is het repressieve karakter. De school moet dit, moet zus en wordt 100 procent verantwoordelijk gesteld. Hiermee gaat de staatssecretaris echter voorbij aan een aantal fundamentele zaken.
Invloedssfeer school
Ten eerste vindt het pesten niet alleen op school plaats, maar voor een flink deel ook daarbuiten. Buiten de invloedssfeer van de school dus. Daar kun je een school onmogelijk volledig voor verantwoordelijk stellen. Dit betekent niet dat de school geen rol kan spelen, integendeel zelfs. Maar de scholen volledig verantwoordelijk stellen heeft alleen maar afschuifgedrag tot gevolg. De school wordt dan niet alleen door de overheid, maar ook door bijvoorbeeld de ouders verantwoordelijk gesteld voor pestgedrag. En dat terwijl ook de ouders hierin ook een rol hebben.