Gasopslag bij Pieterburen of Bergen, CO2-opslag bij Barendrecht of in Noord-Nederland, windturbines bij Urk of in de veenkoloniën – ieder energieproject roept verzet op. De weerstand is goed georganiseerd en creatief: CO2-opslag onder Groningen werd tegengehouden met een briljante contramal van de bekende slogan ‘Er gaat niets boven Groningen’, namelijk: “Maar er gaat ook niks onder Groningen”. Het is te simpel om het verzet af te doen als onvermijdelijke NIMBY-reacties (Not In My Back-Yard). Probleem is dat de huidige procedures en besluitvorming zo zijn dat ze de weerstand eerder oproepen en aanwakkeren dan dempen.
Uitgangspunt achter de huidige procedures is dat er nu eenmaal projecten van nationaal en algemeen belang zijn, waarvoor een lokaal belang desnoods moet wijken. Daaruit volgt een lineair proces: vaststellen nut en noodzaak, locatiekeuze maken, vergunningen regelen, en na een snufje inspraak gaan met die banaan. Dat lineaire proces stagneerde steeds meer. Daarom kennen we sinds enige tijd een Rijkscoördinatieregeling en een Crisis- en Herstelwet, zodat Grootse en Meeslepende projecten nou eindelijk eens wat soepeler en sneller door het Nederlandse bestuurlijke moeras worden geloodst.
Alleen, de burger trekt zich daar niet zo veel van aan. Dat is niet zo gek, want wie door diens ogen kijkt, ziet het volgende beeld.
Initiatiefnemers voor energieprojecten komen pas met plannen tevoorschijn als ze al tamelijk ver ontwikkeld zijn. Marktwerking noopt daartoe: wie zijn project te vroeg openbaart, loopt de kans dat de concurrentie er met de bal vandoor gaat. Maar een uitgerijpt plan roept ook het gevoel op van een overval: dit is al zo ver doordacht, daar zal wel niets meer aan te veranderen zijn.
Voor wind is het nog een graadje erger: in een voor wind geschikt gebied werken verschillende projectontwikkelaars tegelijkertijd aan plannen, waarvan de optelsom in megawatt vele malen hoger is dan ooit gerealiseerd zal worden. De toon is dan gezet: het gebied dreigt te worden volgeplempt met windmolens.
Een beeld van dwingende redenen van groot openbaar energiebelang leeft ter plekke in het geheel niet. Ook de rapporten en visiedocumenten van de rijksoverheid geven geen eenduidig beeld van wat nuttig of zelfs noodzakelijk is. Ja, ‘marktwerking’ in de energiesector schijnt belangrijk te zijn, ‘de markt’ kiest zelf wat de beste opties zijn. Maar dan geldt ook het omgekeerde: wat door lokale weerstand sneeft is geen goede optie.
Vervolgens begint een sociale dynamiek: het verzet groeit, actiegroepen, lokale politici en media bieden tegen elkaar op. Wie dan nog durft te beweren dat zonder gasopslag de energievoorziening in gevaar komt, dat zonder CO2-opslag de klimaatdoelen onhaalbaar zijn, of dat windturbines misschien wel een verrijking zijn van het landschap, raakt in een sociaal isolement. Het Rijk mompelt met de Crisis- en Herstelwet in de hand nog iets over nationaal belang, blijkt geen medestanders meer te hebben. Iedereen weet dat als puntje bij paaltje komt, verzet succes heeft. Trok minister Verhagen immers niet onder druk van lokaal verzet de stekker uit de plannen voor CO2-opslag? Ziehier de wet van Nut en Noodzaak: het nationaal belang van een energieproject is alleen dan groot als verkiezingen nog ver weg zijn.
Tegenwerken wordt uiteindelijk beloond, meewerken niet. De regio die de plannen ziet als een gevaar voor de leefbaarheid, de veiligheid of de huizenprijzen, ervaart wel de lasten van een project, maar ontbeert lokale lusten.
Een simpele weg uit de impasse is er niet, een paar ingrediënten zijn er wel. Een heldere visie van de rijksoverheid op de toekomstige energievoorziening zou helpen. Dat die er binnen afzienbare tijd komt, lijkt een illusie. Van belang en haalbaar is wel een ‘omgekeerde’ procedure, die een regio de gelegenheid geeft mee te denken van nut en noodzaak tot en met locatiekeuze. Dat vraagt eerder een regionale ‘gebiedsregisseur’ dan het Rijk als coördinator. Onontbeerlijk is een landelijke, algemeen geldige regeling die bepaalt dat een deel van de nationale lusten van een plan beschikbaar is om lokale lasten te compenseren. Zo’n nieuwe benadering is geen garantie voor succes. Maar de huidige benadering is zeker een garantie voor voortdurend falen.
Dit artikel verscheen op 27 april als column op EnergiePodium.
Foto Flickr Leen van Yperen