Er zit wél een handrem op de Noord-Zuidlijn
Stel je hebt twee kaartjes voor Terminator Salvation gekocht. Vlak voordat de film begint kom je er achter dat Arnold Schwarzenegger helemaal niet in de film voorkomt en dat was nou de enige reden waarom je er überhaupt naar toe wilde. Dan kun je twee dingen doen. Je gooit de kaartjes weg en gaat iets leuks doen met je filmpartner (oesters eten aan het IJ) of je zit de film uit omdat je de kaartjes nu eenmaal gekocht hebt.
De laatste keuze maakt de gemeente Amsterdam. De stad heeft al zoveel geld over de rand van de bouwput van de Noord-Zuidlijn gegooid, dat ze voor haar gevoel en het gevoel van haar burgers het gat niet zo maar dicht kan gooien om het hele geval zo snel mogelijk te vergeten. Dat is volkomen irrationeel en als zodanig een bekend verschijnsel in de gedragseconomie. De investeringen heten sunk costs. Hoe meer je aan iets hebt besteed, hoe lastiger is het om het weg te gooien. Zelfs al kost het je steeds meer geld om het te behouden.
Ambtenaren, projectinwikkelaars en politici kennen deze bias en maken er bewust gebruik van. Grote infrastructurele projecten kosten bijna altijd veel meer dan oorspronkelijk beweerd werd. Gemiddeld zo’n 30 procent, zegt de Deense hoogleraar en megaprojectenexpert Bent Flyvbjerg in zijn boek Megaprojects and risk: an anatomy of ambition. Het gekke is dat niemand er iets van leert. Ondanks alle schandalen en schandaaltjes worden er steeds meer megaprojecten bedacht. Flyvbjerg noemt dat de ‘megaprojects paradox’.