Er gaan dagen voorbij dat ik de Telegraaf niet lees, maar toen ik een link tegenkwam naar uw ingezonden commentaar van 9 mei 2025, kon ik mij niet inhouden. De ambassadeur van Israël die vindt dat Nederland een ‘historische fout’ dreigt te gaan maken inzake Gaza. Wat zou die te zeggen hebben? Dus ik heb geklikt en begon uw stuk te lezen. En terwijl ik las wat zoal de gedachten waren die u aan het papier had toevertrouwd, begon ik mij af te vragen: wat ging er eigenlijk in uw hoofd om toen u dit stuk aan het voorbereiden was? Wat besprak u met uw huisgenoten in de dagen voordat u deze bijdrage instuurde? En toen drong zich onwillekeurig een beeld aan mij op.
In mijn verbeelding zitten u en Anat – uw echtgenote – ’s avonds aan een eenvoudige doch voedzame maqlubeh. De lichten zijn wat gedimd. Op de achtergrond klinkt het tweede deel uit Mozarts pianoconcert in D mineur, zacht maar hoorbaar. U hebt samen een fles Pouilly Fumé opengetrokken.
Dan vraagt zij waarom u zo afwezig bent. U legt uw vork neer en vertelt haar dat minister Caspar Veldkamp (NSC) een onderzoek wil instellen naar Gaza. Dat u bezig bent met een weerwoord dat u moet schrijven. Dat de Telegraaf het wil plaatsen.
‘Telegraaf?’ vraagt ze, ‘Is dat niet een beetje preken voor eigen parochie?’
‘Het is wel de grootste krant.’
‘Wat ga je zeggen?’
‘Het gebruikelijke,’ zegt u, ‘denk ik…’
Want u ben een man van de wereld: Tel Aviv, Guatemala City, Houston, Buenos Aires, Lima, Den Haag. U heeft niet bepaald in een bubbel geleefd, u weet wat er leeft.
‘Wat is het gebruikelijke tegenwoordig?’ vraagt Anat.
‘Je weet wel: we zijn de enige democratie in het Midden Oosten…’
‘… die nog wetjes uit de tijd van de Ottomanen gebruikt,’ onderbreekt ze u.
‘Ja,’ verzucht u ‘maar dat weet echt niemand, paar specialisten uitgezonderd.’
‘We hebben niet eens een grondwet. Dankzij de Putsch van Ben Gurion. Heb je me zelf verteld.’
‘Weet ik,’ zegt u, ‘maar zolang iedereen gelooft dat we een normale democratie zijn…’
‘Most moral army?’
‘Nee, ik denk dat dat niet meer werkt.’
‘Heb je niks origineels?’
‘Dat we in de frontlinie staan van het Westen tegen islamitische terreur.’
‘Het Westen?’ vraagt uw vrouw verbaasd.
‘Ja.’ antwoord u, natuurlijk het Westen.
‘Modi dodi,’ zegt ze hoofdschuddend, ‘hadden wij ons bekreund om “het Westen”, hadden we Zelensky wel de Iron Dome gegeven toen ze daarom vroegen.’
‘Weet ik,’ zegt u, ‘maar ze geloven het. Kijk naar wat er hier nu regeert. Dat is een meerderheidskabinet hoor.’
‘Zeggen jullie dan ook nog steeds dat wie kritiek op ons heeft, Hamas steunt?’ Ze neemt een slok van haar Pouilly Fumé.
‘Ja, en dat de Nederlandse regering toegeeft aan intimidatie door anti-Israel activisten.’
‘Zeg je dat ook over de mensen die nu in Israel aan het demonstreren zijn?’
‘Nee, natuurlijk niet, die doen er hier toch ook niet toe?’
Er valt een korte stilte. U neemt beide een hap van uw maqlubeh. De kok heeft zich weer eens van zijn beste kant laten zien.
Dan schiet u iets te binnen.
‘Trouwens,’ begint u, ‘ik ga denk ik ook heel duidelijk benadrukken dat hulp aan Gaza hulp aan Hamas is. Dat hulpgoederen worden ingepikt en tegen woekerprijzen worden verkocht om zo de terreur te financieren.’
Anat kijkt even op en pakt haar wijnglas.
‘Weet je,’ zegt ze terwijl ze de wijn laat walsen, ‘ik hoorde van de week een opmerkelijk verhaal. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog hadden ze hier een hongersnood. Noemen ze “de Hongerwinter”. Kan nooit zo erg geweest zijn met die slappe winters hier, maar goed, in die hongerwinter dus, werkten de Duitsers en het Nederlandse verzet samen om eten naar de bevolking te krijgen.’
‘Maar Hamas is geen verzet en wij zijn geen bezetters.’
U zegt het niet, u zingt het, op de wijze van “lekker puh”, alsof u Anat voor ze zoveelste keer moet herinneren aan iets wat u al zo vaak gezegd heeft.
‘Geloof je ’t zelf?’ vraagt ze.
‘Daar gaat het niet om, ik ga ook beweren dat Israel naar vrede streeft.’
‘Serieus?’ ze zet haar wijnglas neer, ‘Over een paar weken gaan we Iran aanvallen om onderhandelingen te voorkomen.’
‘Anat lief, ik ben diplomaat. Ik kan me de luxe niet permitteren dingen op te schrijven die waar zijn. Ik moet de dingen zeggen die effectief zijn, die adequaat zijn, die Israel hieruit helpen.’
‘Denk je echt dat het ons helpt wanneer je als een Baghdad Bob gaat zitten verkondigen dat we naar vrede streven?’
‘Nee, maar ze geloven het.’
‘Nederlanders? Denk je dat echt?’
‘Nee, ik bedoel onze eigen mensen, Eden, Gideon, Bibi.’
‘Die geloven dat we naar vrede streven?’ Anat kijkt u met grote ogen aan.
U schiet in de lach, ‘Nee lieverd, ze geloven dat het goed is als we volhouden dát we vrede willen.’
Ze blijft u aankijken. Heel even schiet u weer de allereerste keer te binnen dat u in die enorme ogen keek.
‘Ze hebben geen idee daar.’ zegt ze, ‘Jij kunt ze toch vertellen wat ze hier echt denken, niet de lezers van de Telegraaf, maar de rest?’
‘Nederland is klein,’ zegt u, ‘Veldkamp is er maar één, de echte premier zit volledig in onze zak, maar vooral: ik kan niet zomaar gaan afwijken van de partijlijn.’
‘Partijlijn?’
‘De Communistische Partij Israel, het Politbureau, je weet wel…’
Ze schiet in de lach.
‘Oh God…’ zegt ze tenslotte, ze schudt haar hoofd en neemt een slok van haar wijn.
U prikt wat met uw vork in uw halflege bord.
Nog zevenenhalf jaar en dan kunt u met pensioen.