Uit de jeugdzorg | Jasmina
COLUMN - ‘Als ik hier druk, doet het dan pijn?’ Jasmina verbijt zich. ‘Au, ja…’ Ze trekt haar been weg. Ze vertelt zich verstapt te hebben toen ze de trein uitstapte. ‘Ik hoorde gewoon “krak”! Maar ik wist dat je aan het koken was, dus ik wilde je niet bellen om te vragen of je me op kon halen. Dus ben ik maar komen hinkelen.’ Er volgt een theatrale snik.
Maar toch, om kleine dingetjes ben ik niet overtuigd. Haar enkel ziet er niet dik uit. Als ik heel goed kijk misschien een beetje. Maar dan ook een héél klein beetje. Dat ze het hele stuk gehinkeld heeft, lijkt me sterk. Daarvoor is het te ver. En ik kan me nog goed herinneren dat ze een aantal maanden geleden wél belde voor een lift. Omdat het regende…
Ik ben in dubio en overleg met mijn collega. We kijken elkaar aan en denken precies hetzelfde. Een situatie zoals een jaar geleden met Britt willen we nooit meer meemaken. Inmiddels kan die er gelukkig wel weer om lachen. Maar ik kan je vertellen: je voelt je knap lullig als je ouders moet bellen om te vertellen dat hun dochter haar pols heeft gebroken. Tijdens een val, twee dagen geleden. Maar dat je vandaag pas naar de huisarts bent gegaan. Omdat er twee dagen geleden een invalkracht was die ‘het nog even wilde aankijken’.
En de volgende collega zag dat Britt haar vingers nog redelijk kon bewegen en er voor het idee een verbandje om deed. En de collega die de dienst overnam voor de zekerheid een afspraak bij de huisarts maakte, voor de dag dáárna. En ik tenslotte aan haar ouders uit moest leggen waarom we een meisje twee dagen met een gebroken pols rond hadden laten lopen.