OPINIE - Het recht is geen onpersoonlijke natuurwet, maar een bouwsel gestoeld op morele idealen, die eindeloos multi-interpretabel zijn. En dus is ook de rechtsspraak niet objectief, vindt Jurriën Hamer.
Toen ik niet zo heel lang geleden rechten studeerde en fantaseerde over wat ik later wilde worden, dagdroomde ik weleens over het zijn van een rechter. In mijn verbeelding verscheen ik als een krachtig magistraat, die met verstandige besluiten, scherpe taal, priemende ogen en inspirerende argumenten recht sprak en de goede orde handhaafde. Tot mijn ontnuchtering leerde ik al snel dat de meeste in de realiteit rondlopende rechters meer streefden naar een heel ander ideaalbeeld dan de wijze man: het ideaalbeeld van de onvermijdelijke natuurwet.
Idealiter is de Nederlandse rechter namelijk geen individu met specifieke morele opvattingen, maar een representant van de Nederlandse rechtsorde, in elk relevant opzicht exact hetzelfde als alle andere Nederlandse rechters. Het parlement, gelijk een schepper van de natuur, creëert middels wetten de samenleving, en die onvermijdelijke orde dient simpelweg begrepen en toegepast te worden, in plaats van door individuele rechters aangepast en bepaald. Voor zover er hiaten blijken te zijn in de wet, vult ‘de rechter’ deze hiaten met uitspraken die dezelfde onvermijdelijke logica dienen te hebben als de oorspronkelijke wet zelf.
Wellicht is het dit natuurwetenschappelijke ideaalbeeld dat rechters de neiging geeft zich zo onpersoonlijk mogelijk op te stellen, en in de motivering van beslissingen van de bespreking van feiten in één klap over te gaan naar de juridische conclusie, alsof er eigenlijk maar één evidente uitslag mogelijk was. Het is wellicht dit ideaalbeeld dat rechters doet schuilen achter mystieke slagzinnen zoals ‘naar de omstandigheden van het geval’ en ‘naar redelijkheid’, frases waar het hoofd van menig filosoof flink van zou gaan tollen.
Het recht lijkt uiteraard helemaal niet op een natuurwet, maar is daarentegen een bouwsel gestoeld op morele idealen, die eindeloos multi-interpretabel zijn, en hun lastig te vatten betekenis ontlenen aan de menselijke voorstelling en ervaring. Iedere filosoof leert daarom dat je een morele waarheid nooit kan weten, maar alleen kan beargumenteren. Waarom willen de Nederlandse rechters dan geen kampioen van de morele argumentatie zijn, maar een afgezant van de heilige orde der eenduidigheid? Verliest het recht zijn gezag als het voorkomt als een plooibaar intersubjectief taalspel? Vertrouwen we rechters niet meer als ze openlijk toegeven dat ze zich streng, traditioneel, progressief of ruimhartig op kunnen stellen, en dat ze in iedere zaak bewust kiezen voor één van die houdingen?
Uiteindelijk is vertrouwen een empirisch fenomeen waar ik geen verstand van heb. In tegenstelling tot het recht is het gebonden aan natuurwetten die we simpelweg moeten achterhalen. Er bestaat echter wel een vorm van gezag die aanwezig is in de argumentatieve praktijk, en die ontbreekt in de Kafkaëske wereld van honderden rechters die een deel van hetzelfde zijn, maar zich toch verschillend blijken te gedragen. Dat is het gezag van transparante wijsheid en vernuftige argumenten, dat de ogen van procespartijen doet openen in plaats van ze van verwarring doet sluiten. Dat is het gezag van visionaire rechters, die de rechtsorde niet alleen bewaken, maar ook vernieuwen en verbeteren.
Laat ik eindigen met een moreel punt. Rechters verdienen ons respect niet omdat ze de spreekbuis zijn van onze onvermijdelijke samenlevingsorde. Rechters verdienen ons respect omdat ze springlevende idealen vertolken waar we allemaal ontzag voor zouden moeten hebben.
Reacties (1)
@0
“Idealiter is de Nederlandse rechter namelijk geen individu met specifieke morele opvattingen, maar een representant van de Nederlandse rechtsorde, in elk relevant opzicht exact hetzelfde als alle andere Nederlandse rechters. Het parlement, gelijk een schepper van de natuur, creëert middels wetten de samenleving, en die onvermijdelijke orde dient simpelweg begrepen en toegepast te worden, in plaats van door individuele rechters aangepast en bepaald. Voor zover er hiaten blijken te zijn in de wet, vult ‘de rechter’ deze hiaten met uitspraken die dezelfde onvermijdelijke logica dienen te hebben als de oorspronkelijke wet zelf.”
Dat is wat ze zeggen als ze denken dat je dat wilt horen, als je vervolgens vraagt of ze dan niet beter door goedkopere computers vervangen kunnen worden hebben ze ineens weer de mond vol over het principe dat rechters niet altijd helemaal de wet hoeven te volgen (in juryrecht en common law is dat zelfs een belangrijk uitgangspunt).
“Het recht is geen onpersoonlijke natuurwet, maar een bouwsel gestoeld op morele idealen, die eindeloos multi-interpretabel zijn. En dus is ook de rechtsspraak niet objectief, vindt Jurriën Hamer.”
Dat weten rechters zelf ook ergens wel maar het is handiger om jezelf als rechter meer als uitvoerder van natuurwetten te zien en voor een deel van het publiek is dat ook makkelijker te bevatten (of zelfs de enige manier om hen aan de overheid te laten gehoorzamen). Natuurlijk hebben we ook een eeuwenlange traditie van Abrahamitische religie die ingesteld is op sterk zwart-wit beeld van intrinsiek goed en kwaad dat niet multi-interpretabel is (in tegenstelling tot sommige tradities in het Verre Oosten), dat zie je nog steeds terug in Westerse wetten en juridische principes. In de VS kan de doodstraf alleen worden omgezet in levenslang na een bekentenis (bedoeld om intrinsiek “slechte” mensen uit te filteren). In Noorwegen was er de poppenkast over het al dan niet “ontoerekeningsvatbaar” zijn van Anders Breivik, alsof er een reel onderscheid is tussen mensen die “ziek” zijn en mensen die via een of andere mythische metafysische vrije wil (een Abrahamitisch concept) “kiezen” om slechte dingen te doen. Tenslotte hebben we gezien dat zelfs de beste rechters er niets aan kunnen doen als een regering honderden jaren lang keiharde onethische wetten kiest te behouden.