Pseudocitaten

Foto: copyright ok. Gecheckt 06-09-2022

COLUMN - Ergens in de elfde eeuw drong in Europa het bewustzijn door dat alles minder was dan in de Oudheid. Koningen begrepen dat de glorie van het Romeinse Rijk voorgoed voorbij was, geestelijken beseften dat ze de ideeën van de kerkvaders eigenlijk niet meer begrepen.

Vreemd was dit minderwaardigheidsgevoel niet. De levensduurverwachting was evident lager dan in de Oudheid, toen mensen zo oud werden als Metusalem. De mensheid was echter niet alleen fysiek in verval, maar ook intellectueel: wijsheid komt immers met de jaren. Daarom vonden elfde-eeuwers zichzelf de minderen van de oude Joden, Grieken, Romeinen en kerkvaders.

Het was dus verstandig waarde te hechten aan de antieke auteurs. Zo ontstond een autoriteitsgeloof dat nog eeuwenlang de westerse wereld zou beïnvloeden. In de beroemde woorden van Bernard van Chartres:

Wij zijn als dwergen, terechtgekomen op de schouders van reuzen. Wanneer we meer of verder kunnen zien dan zij, is het in geen geval door de scherpte van onze eigen blik of onze fysieke kwaliteiten, maar omdat we omhoog worden getild en zo de reuzenhoogte overtreffen.

Dit minderwaardigheidsgevoel had gevolgen. Enerzijds schiep het een Europese cultuur die openstond voor andere ideeën – antiek of Arabisch of Byzantijns – en anderzijds werd het citeren van antieke autoriteiten een Europese intellectuelenhobby. Dat Cervantes de praktijk in de proloog van de Quichot volslagen belachelijk maakte, heeft weinig uitgehaald, misschien omdat het gezag van de ouden groter bleef dan dat van de uitvinder van de moderne roman.

Ik sta er zeker niet boven af en toe te alluderen aan een mooie zinswending, want het kan een tekst verrijken. Wat me soms echter wat stoort, is dat mensen aan antieke denkers toeschrijven wat ze écht niet hebben gezegd. De Facebookgroep ClassicalWisdomWeekly grossiert erin. Zo kwam ik de mooie motivatie die Jack Kennedy gaf voor het Amerikaanse ruimtevaartprogramma,

We choose to do these things, not because they are easy, but because they are hard

tegen als een citaat van Seneca. Nu zal die vast iets hebben gezegd dat erop leek (hoewel de Senecakenner die ik voor dit stukje om advies vroeg, zo snel niet zag wat dat kon zijn), maar er gaat met pseudocitaten, of met al te vrije vertalingen, iets waardevols verloren. Of beter, er gaan twee waardevolle zaken verloren. In de eerste plaats is een dwaalspoor uitgezet: doordat je iets bij Seneca gaat zoeken, vind je niet de fenomenale redevoering waarin Kennedy uitlegt wat de kernwaarden van de wetenschap zijn en waarom een samenleving de wetenschap moet steunen.

In de tweede plaats tast je, door haar relevanter te willen maken dan ze is, de Oudheid zelf aan. Het tijdvak is leuk, spannend, mooi, schokkend en soms ook relevant. De bestudering ervan is onderhoudend, prikkelend, uitdagend en soms zelfs belangrijk. Zo is het goed en de Oudheid hoeft niet leuker, spannender, mooier, schokkender of relevanter gemaakt te worden. Dat maakt het tijdvak voor de liefhebber echt niet onderhoudender, prikkelender, uitdagender of belangrijker. We hoeven het tijdperk niet op te leuken, we hoeven het niet te nemen als richtsnoer en we hoeven haar niet te gebruiken om onze eigen idealen op te projecteren. We moeten de Oudheid gewoon nemen zoals ze is.

Afbeelding: Luca Giordano, De dood van Seneca (1684)/Wikipedia

Reacties (2)

#1 De Conservatief

Zelf classicus zijnde merk ik er niet al te veel van. Ja, van allerlei auteurs, Einstein, Lincoln, etc. heb je valse citaten, dus ook van klassieke auteurs. Maar hoe meer mensen zich voor de klassieke oudheid interesseren, hoe beter – al is het maar door een nepcitaat van Aristoteles of Seneca.

  • Volgende discussie
#2 qwerty

Wat mij nou weer prikkelt is wat je drijft tot deze column!

Er moet een observatie geweest zijn die je doet schrijven: We hoeven het tijdperk niet op te leuken, we hoeven het niet te nemen als richtsnoer en we hoeven haar niet te gebruiken om onze eigen idealen op te projecteren. We moeten de Oudheid gewoon nemen zoals ze is.

Verder een mooie eerste alinea. Het zijn dat soort breuklijnen in de tijd die geschiedenis zo’n mooi vak maken: zien dat ergens in de tijd, men besefte dat zich een onomkeerbare verandering had voltrokken.

Het jaar duizend is mooi. Wat mij steeds meer begint te boeien is de cesuur tussen bronstijd/ijzertijd (Hill forts) en Grieken/Romeinen. Ergens ging lokale bescherming en interlokale handel over in Griekse en Romeinse rijken. Van kleine rijken naar overheersende rijken.

Mooie eerste alinea. Ze laat zien dat alles een proces is. Pas 600 jaar na de plundering van Rome is er het onomkeerbare besef dat het voorbij is.

Dat dan de ellende pas begint is bijzaak ;)

  • Vorige discussie