COLUMN - In 70 verwoestten de Romeinen de joodse tempel in Jeruzalem. In 114-117 haalden ze meedogenloos uit naar de joodse bewoners van Egypte, Cyrenaica, Cyprus en Mesopotamië. In 132-136 waren de opstandelingen rond Bar Kochba aan de beurt. Duizenden, tienduizenden sloegen op de vlucht.
Minimaal één groep vluchtelingen lijkt te zijn geëmigreerd naar het Arabische Schiereiland, maar we hebben daarover geen teksten. Misschien zullen archeologen nog eens sporen van de joodse aanwezigheid vinden, maar het staat te bezien of de Saoedische autoriteiten veel geld zullen uittrekken voor zulke vondsten. Hoewel we dus weinig weten over deze groep, moeten ze er zijn geweest, want in de Late Oudheid woonden er veel joden in wat nu Jemen heet. Sterker nog, er was een Joodse staat: Himyar.
We hebben daarover vrij veel informatie. Er is bijvoorbeeld een synagoge opgegraven in de havenstad Qani en uit Israël is een graf van Jemenitische joden bekend. Arabische inscripties gebruiken joodse namen, de namen van de traditionele Arabische goden komen in onze bronnen niet meer voor en er zijn aanwijzingen voor contacten tussen de Jemenitische vorsten en de rabbijnen in het land van Israël. En tot slot: in het jaar 522 bekeerde koning Dhoe Noewas van Himyar zich tot het jodendom.
Als politici iets doen, veronderstellen we meestal politieke motieven, maar een persoonlijke overtuiging kan een rol hebben gespeeld. Het monotheïsme was in de Late Oudheid in elk geval populair. In Mekka slaagde bijvoorbeeld een stroming die Hums heette en de voorganger was van de islam, erin het terrein rond de Kaäba te reserveren voor de ene God, Allah. Dat Dhoe Noewas zich bekeerde tot een vorm van monotheïsme was zeker niet ongebruikelijk en zijn keuze voor het jodendom was dat vermoedelijk evenmin.
Toch zal er ook een politiek motief zijn geweest. Aan de overkant van de Rode Zee lag het christelijke koninkrijk Ethiopië, dat territoriale aanspraken had op Himyar. Door te kiezen voor het jodendom, onderstreepte Dhoe Noewas zijn onafhankelijkheid. Eén van zijn regeringsdaden was zelfs zeer expliciet anti-christelijk: toen christenen in de oase Nadjrân (in het zuiden van Saoedi-Arabië) een synagoge hadden aangevallen, ging hij er met zijn soldaten op af en doodde daar alle christenen. Volgens de tekst die bekendstaat als Het martelaarschap van Arethas en de zijnen in de stad Nadjrân in Himyar zouden er ruim vierduizend doden zijn gevallen.
Dhoe Noewas zou er snel genoeg spijt van krijgen. Keizer Justinus van Byzantium zond schepen naar de Rode Zee, waarmee troepen van koning ’Ella ’Asbeha van Ethiopië konden oversteken naar Himyar. Het kwam tot een gewapend treffen waarin Dhoe Noewas het onderspit dolf. Er zijn verschillende verhalen over zijn dood, waarvan het mooiste is dat hij uiteindelijk met paard en al de zee in zou zijn gereden.
Himyar is niet wereldberoemd, maar wel belangrijk. In de eerste plaats omdat de Arabische joden en christenen, samen met de mensen van de Hums-beweging, de modellen zijn geweest voor de profeet Mohammed. Een tweede reden is dat de gebeurtenissen in Himyar een stevige contrapunt plaatsen bij het standaardbeeld waarin joden in conflicten met christenen altijd de slachtofferrol hebben. Hoe ver deze stereotypering gaat, blijkt wel uit het recente The Story of the Jews van Simon Schama, waarin wél de christelijke anti-joodse polemiek uit de Late Oudheid wordt behandeld maar onvermeld blijft dat de joden terugscholden. Om een of andere reden wordt van joden altijd verwacht dat ze de andere wang toekeren.
Zulke deemoedige mensen bestaan echter niet en het verhaal van Dhoe Noewas toont dat de Himyaritische joden niets menselijks vreemd was. Mocht u er meer over willen lezen, dan kan ik u het vorige week verschenen boekje Het joodse koninkrijk van Himyar en de christelijke martelaars van Nadjrân van Pieter van der Horst ten zeerste aanraden. Het wordt op 1 juli om 19:30 gepresenteerd in Boekhandel Van Rossum in Amsterdam, samen met de Mohammedbiografie van Marcel Hulspas. Volkskrant-journalist Maarten Keulemans zal beide auteurs interviewen.
[En wie na de name dropping in de vorige paragraaf nog een full disclosure nodig mocht hebben: ik ken Van der Horst, Hulspas en Keulemans alle drie.]