De Somalische misser van George W. Bush
De Verenigde Staten hebben een lange en ongelukkige geschiedenis met Somalië. Begin jaren negentig stroomden de eerste Amerikaanse troepen binnen om orde te herstellen in het door burgeroorlog geplaagde Oost-Afrikaanse land. Deze troepenmacht werd uiteindelijk in 1995 teruggetrokken, Somalië weinig beter achterlatend dan het het had aangetroffen. Na jaren van onrust en geweld slaagde de zogenaamde Unie van Islamitische Rechtbanken erin om haar gezag vanuit de hoofdstad Mogadishu uit te breiden tot over het gehele zuiden en midden van het land. De U.I.R. was weinig populair in het Westen vanwege diens strenge interpretatie van de sharia maar het regime kon op brede steun onder de bevolking rekenen en slaagde erin effectief te regeren. Het was ’s lands beste kans op stabiliteit in decennia.
President George W. Bush en de zijnen zagen dat anders. Een kleine verzameling Al Qaida aanhangers hield zich op in enkele dorpen in Somalië dus moest militair geweld ingezet worden om waarschijnlijk niet meer dan twee van deze terroristen van het leven te beroven. Door Al Qaida een minimale slag toe te brengen brachten de Amerikanen tegelijkertijd de Unie van Islamitische Rechtbanken aan het wankelen.
In december van 2006 besloot men in Washington logistieke en militaire steun te leveren aan het naburige Ethiopië. Hiermee kon dit land Somalië aanvallen en de U.I.R. gedurende een bloedige oorlog van twee jaar ten val brengen: een oorlog die logischerwijs zowel het moslimextremisme als het antiamerikanisme in het land alleen maar sterkte.