Dit is een gastbijdrage van Willem Schot.
De sage van de gevaarlijke Loreley werd mooi beschreven in het bekende gedicht van Heinrich Heine en komt weer eens tot werkelijkheid.
Den Schiffer im kleinen Schiffe,
Ergreift es mit wildem Weh;
Er schaut nicht die Felsenriffe,
Er schaut nur hinauf in die Höh.
Ich glaube, die Wellen verschlingen
Am Ende Schiffer und Kahn,
Und das hat mit ihrem Singen,
Die Loreley getan.
Een schip kapseist en zinkt plotseling weg in de Rijn aan de voet van de Loreley. Hoe is het mogelijk dat zo’n tanker gevuld met zwavelzuur plotseling omslaat?
Ditmaal niet omdat de schipper niet oplette en was afgeleid door het gezang van de mooie maar boosaardige fee. Nee, ik moet een ander akelig verhaal van stal halen om hier de situatie te kleuren. Namelijk het bekende toneelstuk uit 1901 van Herman Heijermans Op Hoop van Zegen, waarin de wanhopige vissersvrouw Kniertje haar man en kinderen verliest, doordat zij door de reders met een onzeewaardig schip er op uit werden gestuurd.
“De vis wordt duur betaald”, was het toen. Ook nu nog wordt het transport duur betaald. Ook nu nog moeten de mensen varen op gevaarlijke instabiele schepen. Over de oorzaak van het kapseizen wordt (nog) niet gerept en die zal men misschien ook wel het liefst in de doofpot willen stoppen. De waarschijnlijke oorzaak is namelijk zeer eenvoudig en bedreigend: de vloeibare lading in de tanker stroomt van links naar rechts in de tanks (of omgekeerd) als het schip een bocht neemt.