RECENSIE - ‘Durf je dat wel?’, hadden vrienden gevraagd. Natascha van Weezel durfde wel. Alhoewel, zo schrijft ze, ze nog ‘koude rillingen’ voelde als ze er aan terugdacht. Op 4 mei 2003 hadden Marokkaanse jongeren op het Sierplein in Amsterdam-West gevoetbald met de kransen van de dodenherdenking. En nu, twaalf jaar later, had men haar gevraagd om daar, op diezelfde dag, te spreken.
Ze kwam en vertelde het verhaal van haar familie, over de Holocaust, over haar documentaire over kleinkinderen van de Holocaust. En over dat voetballen, en dat ze inzag dat dat wangedrag toen waarschijnlijk voortgekomen was uit woede over de Tweede Intifada. Ze besloot haar toespraak met een oproep aan ieder die gelooft om nooit de nieuwsgierigheid naar de ander te verliezen. Daarna was er applaus. ‘Het was een mooie bijeenkomst.’
En toch, de volgende dag ontving ze via-via een facebookbericht. Een van de jongerenwerkers die de bijeenkomst had georganiseerd, noemde haar toespraak een ‘smet’ op de avond. Vanwege het vermelden van dat gevoetbald met de kransen. Een van de jonge vrijwilligers had aan hem gevraagd of dat echt gebeurd was. Hij wilde niet ‘dat deze tieners de dupe moeten zijn voor hun daden’ en had zijn vrijwilligers gezegd: ‘Weet dat WIJ trots zijn op jullie. Trek jullie maar niets aan van dat meisje.’