ANALYSE - door Peter Achterberg en Bram Peper
Vroeger was alles beter. Veel Nederlanders lijken te denken dat dit inderdaad het geval is. Overal om ons heen zien we talloze voorbeelden van een nostalgische zucht naar een veel geroemd maar helaas verloren gegaan verleden.
Zoals de eindeloos herhaalde afleveringen van de hitserie ‘Toen was geluk heel gewoon’. Of de opkomst van ‘barbieren’ die gespecialiseerd zijn in kapsels uit de jaren ‘50, en zich louter lijken te richten op mannen. Of wat te denken van het jaarlijkse terugkerende feest der nostalgie, de Top 2000, waarbij de gouden oude klassiekers niet alleen met steun van de grijze van dagen zo hoog op de lijst terecht komen.
Ook in de politiek zijn nostalgische vertogen populair, met politici die lekker kunnen wegdromen met pleidooien voor de terugkeer van de gulden en het vertrek uit Europa. Terug naar een samenleving waarin ‘we’ nog simpelweg thuis konden voelen.
Nostalgie in Nederland
Het begrip nostalgie is afkomstig van de zeventiende eeuwse Zwitsere arts Johannes Hofer en is een samentrekking van de Griekse woorden nostos (huiswaarts keren) en algia (een pijnlijke conditie). Hofer muntte deze term om het ziektebeeld van extreme heimwee van elders vechtende Zwitserse huurlingen te vatten. Nostalgie is dus allereerst een medische term om een ziektebeeld te beschrijven, dat vooral ging over een verlangen om in een andere ruimte te zijn, namelijk weer thuis.
Pas in de negentiende en twintigste eeuw werd nostalgie een verlangen naar aan andere, vaak geromantiseerde tijd. Nostalgie is nu dan ook geen te genezen ziekte, maar een vorm van melancholie.
Om te onderzoeken in hoeverre Nederlanders dit soort nostalgische denkbeelden delen hebben we een representatieve uitsnede van de bevolking een zestal vragen gesteld – telkens vragend naar de mate (van 1, nooit tot 10, altijd) waarin mensen verlangen naar een samenleving die meer harmonieus is, minder complex, minder druk, en waarin het makkelijker is om simpelweg gelukkig te zijn. Zie figuur 1.
Figuur 1 Gemiddelde nostalgie in Nederland (N=1920)
Vooral op de vragen waarin ingegaan wordt op de onderlinge verhoudingen in de samenleving, laat men een nostalgisch verlangen naar meer harmonie zien. Ook op de overige vragen scoren de ondervraagden ruim boven het theoretische midden van 5,5. De gemiddelde score op de samengestelde schaal is dan ook een dikke 7. Gemiddeld genomen laat deze representatieve uitsnede van de Nederlandse bevolking dan ook zien dat we nostalgische denkbeelden te omarmen.
De wortels van nostalgisch denken
De vraag is waarom mensen zo nostalgisch zijn. Meer precies is de vraag welke mensen vooral nostalgisch zijn, en wie vooral niet. In ons meest recente onderzoek hiernaar, dat recent gepubliceerd is in de bundel Nieuwe zekerheden in onzekere tijden vertrekken we vanuit opleidingsverschillen. Het blijkt dat het vooral lager opgeleiden zijn die nostalgisch denken omarmen, en dat hoger opgeleiden hier veel minder mee op hebben.
Figuur 2 Nostalgieverschillen naar opleiding
Hiervoor voeren we twee verklaringen aan. In de literatuur wordt dikwijls de opkomst van het aloude romantische denken gerelateerd aan onzekerheden die uit processen van modernisering, industrialisering en rationalisering voortvloeien. De eerste verklaring richt zich op de ervaring van economische onzekerheid. Mensen aan de onderkant van de stratificatieladder kunnen minder goed meekomen – in de nieuw ontwikkelende kenniseconomie – en zullen vanuit die kwetsbare economische positie solidaire, egalitaire denkbeelden huldigen.
Dergelijke egalitaire denkbeelden, die meer voorkomen onder lager opgeleiden, hangen volgens onze analyse samen met het omarmen van nostalgische verlangens naar een minder complexe, meer harmonieuze samenleving.
De tweede verklaring voor het grote nostalgische verlangen onder lager opgeleiden is cultureel van aard. Zo is de suggestie bijvoorbeeld dat in door-en-door gerationaliseerde samenlevingen als de onze, mensen minder makkelijk nog de zin van het leven ontdekken kunnen, en culturele onzekerheid in de hand werkt. Deze culturele onzekerheid, die blijkens veel onderzoek, en ook het onze, meer voorkomt onder lager opgeleiden, werkt een nostalgische roep om ‘echte’ gemeenschappen in de hand.
Dan wordt geluk weer heel gewoon
Het is makkelijk om net als de Zwitserse arts Hofer deed, het breed gedragen nostalgische verlangen van veel van onze landgenoten te zien als een typische moderniteitsziekte. Juist degenen die gebukt gaan onder de onzekerheden die voortkomen uit de altijd maar doordenderende, en veranderende samenleving, delen immers dit soort nostalgische verlangens naar een andere maatschappij.
Maar nostalgisch denken kan ook positiever worden opgevat. Als een manier om juist om te gaan met de veranderende samenleving. Én als een manier om daarin naar veranderingen te streven. En dus gaan mensen weer eens naar een kapper die zich plots barbier noemt. Of stemmen ze op nostalgische politici.
Want, ja, dan wordt geluk, wellicht, weer heel gewoon.
Dit artikel verscheen eerder op Sociale Vraagstukken. Peter Achterberg en Bram Peper zijn beiden verbonden aan de Universiteit van Tilburg, respectievelijk als hoogleraar en docent sociologie. Dit is een fragment van hun hoofdstuk over nostalgie en onzekerheid in het boek Nieuwe zekerheden in onzekere tijden.
Reacties (11)
Is het bij die barbiers niet vooral zoeken naar een nieuw man-gevoel, en ook ijdelheid en een behoefte om (net als de meisjes, maar hou dat stil) wat met jezelf te tutten, maar dan in een puur mannelijke context; dus met baarden en zonder vrouwen in de buurt. En natuurlijk professioneel, niet als een tienerknul die zijn Axe nog niet kan doseren. Beetje gevaarlijk doen (scheermessen), beetje stoer (tattoos) in een jongens onder elkaar sfeertje zonder dat je voor die kameraadschap de prijs hoeft te betalen die van het front teruggekeerde veteranen hebben betaald. Fight Club zonder knokken. Maar daar praten we niet over.
Dat daarin elementen komen bovendrijven uit een tijd dat de man nog automatisch de kostwinnaar was, en daardoor per definitie nog wat voorstelde, is dan niet verwonderlijk.
mhh tja als ik het zo lees zoals het hier nu staat lijkt het mij wel alsof dit onderzoek aantoont dat mensen een samenleving willen die leuker is dan degene waar ze nu wonen, maar niet perse dat ze er van uit gaan dat die samenleving in het verleden bestond. Als ik die vragen lees en zou beantwoorden zou ik ook heel erg JA graag invullen per vraag, maar ik heb niet de nostalgische illusie dat een dergelijke samenleving in het verleden bestond. Ik zal waarschijnlijk het hele onderzoek incl. operationalisatie goed moeten lezen maar zoals het nu beschreven staat zie ik hierin geen meetinstrument voor het meten van een verlangen naar een nostalgisch verleden.
@2: Het is een heimwee naar een niet bestaand, geïdealiseerd verleden. De hoop van de wederopbouwjaren toen je nog op straat kon spelen en de deur open kon laten, maar zonder de knoet van de kerk. https://youtu.be/lxPL6Ricdac
@3: [ Het is een heimwee naar een niet bestaand, geïdealiseerd verleden. ]
Precies. Ik verlang naar een leeg naoorlogs Nederland met 10 miljoen inwoners, een handvol snelwegen en 5 vliegtuigen per dag op Schiphol. Edit: en zonder vuurwerk…
Maar niet naar:
Buiten huilt de vorst om het huis
Binnen staan de ijsbloemen op het raam
De kolendampen slaan op je keel
En morgen vroeg weer op met een koude kruik
Dan vóór de school éérst naar de kerk. Zoals elke dag.
@4: [ en dat hoger opgeleiden hier veel minder mee op hebben ]
Als de grafiek bij 6.4 begint lijken de verschillen heel groot, maar als ik de hoogste met de laagste score vergelijk, 7,4 met 6,7, dan zit daar dus slechts 10% tussen.
Veel minder??
@5: dat viel mij ook op. Ook wordt er niets gezegd over de spreiding. Het verschil zal niet significant zijn.
tsja, sociale wetenschappen zijn nu eenmaal kneedbaar. trouwens: Bram Peper?
toch niet: https://research.tilburguniversity.edu/en/persons/bram-peper
Een beetje bezijden het onderwerp:
Wat vroeger beslist beter was dan het nu is, is het nabuurschap.
@2: Exact. Als ik die vragen lees, denk ik ook: daar kan ieder redelijk mens het alleen maar mee eens zijn.
‘Is de lucht blauw?’
‘Jawel’
‘Nostalgie!’
@8: Als overdag niemand meer thuis is omdat ze allemaal werken en de kinderen zitten op de crèche of de naschoolse opvang, dan krijg je ook geen nabuurschap meer.
Je moet gewoon een rampje creëren om de 5 jaar. Overstrominkje, 3 dagen stroomuitval o.i.d.
Een jaar later heb je een gezamenlijke bbq met de hele straat.
@10:
Er bestaat ook de mogelijkheid naar iemand om te kijken in je vrije tijd.