COLUMN - We moeten niet alleen ontwikkelingshulp bieden in de sectoren waar Nederlandse bedrijven in gespecialiseerd zijn, vindt Jan Pronk. De ontbinding van hulp is een groot goed.
Bij het geven van ontwikkelingshulp moet men zich beperken tot terreinen waarin men zelf uitblinkt. Donorlanden doen er goed aan zich te concentreren op sectoren waarin zij echt iets te bieden hebben. Dat zijn vooral die sectoren waarin hun bedrijven zich qua kennis en technologie een voorsprong hebben verworven.
Er lijkt weinig tegen in te brengen. Aan amateurisme is geen behoefte. Kennis, ervaring en professionalisering zijn nodig om een hoog rendement te boeken.
Toch is dit een drogreden, net als de redenering die ik vorige keer besprak: versnippering is slecht, concentratie van hulp op een beperkt aantal landen is efficiënter, omdat de hulp per land dan een zekere massa krijgt. Ik bracht daar tegen in dat ontwikkelingsresultaten vooral worden bepaald door andere factoren dan de hulpomvang. Voor zover de schaal van belang is, gaat het om de totale hulp die een land krijgt, niet alleen de hulp van een enkele donor. De betekenis voor het ontwikkelingsproces en voor het ontwikkelingsbeleid van een hulpontvangend land staat voorop, niet de overwegingen van de hulpgever.
Iets dergelijks geldt de veronderstelde superioriteit van sectorconcentratie. Het beperken van hulp tot een gering aantal sectoren, gekozen door de donor, houdt aanbodsturing in. Duurzame ontwikkeling van een land wordt gestuurd door de behoefte van de bevolking, die tot uiting dient te komen in een hulpvraag. Alleen wanneer een hulpgever het beter weet dan de regering van een ontwikkelingsland en haar bevolking, is aanbodsturing gerechtvaardigd. Donoren denken het vaak beter te weten; soms terecht, meestal niet. Wat in een ontwikkelingsproces voorrang verdient en waaraan in ontwikkelingsbeleid prioriteit moet worden gegeven, dient te worden bepaald van binnenuit, niet van buitenaf. Dat geldt ook de keuze van sectoren die aandacht verdienen: onderwijs, landbouw, waterbeheer, gezondheidszorg, industrialisatie, milieu, huisvesting, bestuur, cultuur, sociale voorzieningen, enzovoort.
Maar hoe kan een hulpverzoek worden gehonoreerd als een donor wel financiële middelen heeft, maar niet beschikt over de nodige kennis, de technologie en de gevraagde goederen? Daar is jaren geleden iets op gevonden: ontbinding van de hulp. Ontwikkelingslanden zouden ontvangen hulp overal ter wereld mogen besteden: in het land dat de hulp verstrekt, in andere donorlanden of in ontwikkelingslanden, en zelfs in eigen land. Volledige ontbinding is niet van de een op de andere dag tot stand gekomen. Afspraken daarover zijn bevochten en verdienen gekoesterd te worden: ontbinding garandeert zowel vraagsturing als kosteneffectiviteit, omdat de hoogst mogelijke kwaliteit verkregen kan worden tegen de laagste prijs. Dat geldt zowel voor hulp waarvan de hulpontvanger bepaalt aan welke sector die ten goede komt, als voor hulp waarvan de sectorkeuze is voorbehouden aan de hulpgever. In dat geval kan de hulpontvanger immers beslissen de goederen en diensten elders aan te schaffen, dus niet in het land dat de financiering verschaft.
Wanneer hulp wordt beperkt tot sectoren die een donor aanwijst, gebeurt dat niet omdat deze het beter weet, of denkt te weten, dan de ontvanger. Het gebeurt evenmin omdat de donor het beter kan, of denkt te kunnen, dan anderen. Het gebeurt, omdat die donor denkt er zelf beter van te kunnen worden. Sectorbeperking is dubbele binding: binding aan specifieke sectoren en, daarnaast, aan aankoop van goederen bij bedrijven uit het hulpbiedende land. Dat leidt tot hogere prijzen, lagere kwaliteit, marktverstoring en verspilling van hulpgelden. Kennelijk kunnen die bedrijven qua prijs en kwaliteit niet concurreren met ondernemingen uit andere landen, althans niet zonder subsidie. Bovendien resulteert dergelijke dubbel gebonden hulp vaak in toepassing van geïmporteerde kennis en technologie, niet toegesneden op de behoefte van het ontwikkelingsland.
Is concentratie op bepaalde sectoren altijd verkeerd? Nee, wanneer het gaat om wederzijdse samenwerking tussen landen op voet van gelijkheid kan zulks leiden tot win/win-situaties. Maar dan gaat het om uitruil, dus om handel, niet om financiering die de naam ‘hulp’ verdient.
Deze column van Jan Pronk verscheen eerder in Vice Versa #3, uitgekomen op 5 september.
Reacties (9)
Ach Jan Pronk, de grootste hoerenloper die onze politiek ooit gekend heeft. Hij liet zich zelfs in zijn dienstauto naar sexclubs rijden. Deze man is duidelijk alle schaamte ver voorbij. Hoe ik dit weet, ach in Den Haag weet iedereen het maar niemand praat erover. Vraag maar eens aan Prem Radhakishun wat hij van Pronk vindt en je krijgt één lange tirade dat hij tijdens de overgang van Suriname naar de onafhankelijkheid alleen maar achter de vrouwen aan zat: http://www.meesterenknegt.nl/31/
Citaat uit http://www.meesterenknegt.nl: Het liefst nog start hij vandaag een parlementaire enquête tegen voormalig minister Jan Pronk die in zijn ogen Suriname heeft verkwanseld. “Pronk weigert zelfs om met mij in debat te gaan. Zijn drank- en hoerengedrag is altijd met de mantel der liefde bedekt geweest terwijl Lubbers is afgemaakt vanwege vaag gedoe van een vrouw.”
Pronks staat van dienst verbiedt naar hem te luisteren. Hoogsten kan deze praatjesmaker* fungeren als een baken terzee zoals een gezonken schip dat nog kan doen. Als geroutineerd Scheveninger moet dit beeld van ondergang & wanhoop hem aanspreken.
Grote verkwistingen en rampen door hem georganiseerd zijn Suriname en Tanzania. Hij wordt ´de gesel van Afrika´ genoemd. Schattens gelds zijn door die kwast verkwist.
Zijn jongste dieptepunt is het staaltje van disloyaliteit ten opzichte van de PvdA; heel openlijk betoond, op de TV. De Partij die hem groot en welvarend maakte, liet hij vallen als een baksteen. De gewone leden van die Partij die bij nacht en ontij voor hem folderden, heeft hij beschaamd gemaakt. In een van zijn interviews noemt hij ze Geuzen, ik: sukkels en bedrogenen.
*Hij zou een preekbevoegdheid hebben. Kan. Waarschijnlijk.
(Als jullie de artikelen toch niet lezen, blijf dan weg.)
Pronk heeft gewoon gelijk: de ‘ontwikkelingshulp’ wordt zo ingericht dat we er vooral een eigen nieuwe afzetmarkt van maken (zonder al te veel concurrentie, want vrije markten zijn alleen leuk als je er voordeel van hebt), zodat al het geld dat we in de ‘hulp’ steken weer feilloos naar ons terugvloeit. Kwalijke zaak.
@3 Jij hebt het artikel anders ook nog niet gelezen, anders had je geweten dat de ontwikkelingshulp dus niet meer ‘zo’ wordt ingericht. Dat is juist waar Pronk over schrijft.
@3:
Je begrijpt de paradox van de ´Vrije Markt´(VM) niet. De individulistische, zelfzuchtige en daarom uitgevloekte ´kapitalistische´ VM haar gang gegaan, leidt onherroepelijk tot de verrijkende ruil die sociaal is. Dit verloop overigens niet onbegeleid door de Politiek (incl. Justitie) die er ook nog is. Er zijn – gelukkig! – altijd grenzen. Gelukkige Grenzen!
Deze paradox: privé-egoisme als voorwaarde van sociaal welzijn, heeft de Nederlandse arts B. (de) Mandeville († 1733) uitgedrukt in zijn beroemde, uitstekende formule: « vices privés, bénéfices publics ». Dat is liberaal vertaald:
de VM zorgt niet voor alle geluk voor alle mensen, maar wel voor meer mensen met gemiddeld meer geluk dan in enig ander sociaal systeem. Onbedoeld, effectief!
Ricardo´s bekende theorie van het comparatieve kosten voordeel, kan als één van de bevestigingen van de Mandville worden gezien. Krugman vandaag ook.
Ontwikkelingshulp (OWH) behoort tot de orde van de Gift. Absoluut geschonken, i.e. buiten enige concrete relatie met de ruil, is zij quasi-goddelijk en als zodanig schadelijk voor plant, mens en dier.
Het voornemen om OWH aan de belangen van ons bedrijfsleven te verbinden, dient als een morele en logische stap voorwaarts te worden gewaardeerd. Dat Pronk daartegen in het geweer komt, legt zijn conduitestaat al bij eerste inzage uit. Wat een vent!
Er moet een enquete tegen hem worden ingesteld. Hij moet terugbetalen.
@1: , @2: @5:
Om het even onbeleefd te zeggen.
Wat een ongelooflijk geouwehoer:
Reageren op al dat niet begane handelingen van J.P., i.p.v.
gewoon een mening over de “stelling” geven, lijkt me meer op egotripperij, dan op een poging wat zinnigs bij te dragen.
@5: “de vrije markt zorgt voor meer mensen met meer geluk dan in enig ander sociaal systeem. Onbedoeld, effectief!”
Hoe blind kun je zijn!
@5.
Gebeurt al lang, blij dat jij dat ook gaat erkennen. Kennis komt met de jaren zeggen we dan maar. Jaren geleden zat in het vliegtuig naar Malawi al een hele delegatie van het Nederlandse bedrijfsleven.
@5:
Welnee. Het zorgt voor meer mensen met gemiddeld meer geluk in de rijke landen, en dat gaat ten koste van het geluk van mensen in arme landen. Net zoals het bonussensysteem voor bankiers voor meer bankiers voor gemiddeld meer geluk zorgde, ten koste van de gewone rekeninghouders.
Hoewel er natuurlijk wel gezegd kan worden, dat arme mensen vaak gelukkiger zijn dan rijke mensen, maar daar staat dan weer tegenover, dat die rijke mensen ook niet gelukkig zouden zijn als ze arm waren.