COLUMN - Het is een journalistiek puik stukje werk, de reportage die AT5 maakte (hieronder) over de vraag of er op de Universiteit van Amsterdam nog wel sprake is van ‘academische vrijheid’. Het enige bezwaar is misschien dat het nauwelijks gaat over ‘academische vrijheid’ in strikte zin – het recht van onderzoekers om te onderzoeken wat zij belangrijk vinden en over dat onderzoek ook te zeggen wat hun juist lijkt. Want het zwaartepunt lag bij studenten en onderwijs en de vraag of je in de collegezaal wel kunt zeggen wat je wilt.
Ik moet allereerst zeggen dat ik misschien een nogal Nijmeegse blik op een en ander heb. Ik heb het afgelopen jaar colleges gegeven over gender, en genderneutraliteit, en de rol van etniciteit in taalverschillen, en wat al niet, en er waren wel gesprekken, maar ik heb niet de indruk dat die voor iemand onaangenaam waren . Ik ben nu bezig met de afronding van enkele scripties, waarin bijna steeds een gendercomponent zit (het onderwerp hangt in de lucht) maar ook hierin gaat alles steeds keurig en zonder bedreigingen van wiens vrijheid ook.
Ik wil onmiddellijk aannemen dat dit op de UvA allemaal heel anders is, de ‘grote stad’ immers, net wat u zegt, maar dan zou ik tegen studenten die aan de UvA last hebben van hun mening, of ze nu ‘links’ of ‘rechts’ zijn, willen zeggen: neem de trein en kom naar ons toe, het is maar anderhalf uur verderop.
Onaangenaam
Het sterke van de AT5-reportage is dat ze twee protagonisten hebben gevonden die bijna clichématig diametraal tegenover elkaar staan: Job, die een master militaire geschiedenis heeft gedaan, en Jet, die zichzelf als nonbinair identificeert en ‘interdisciplinaire sociale wetenschappen’ studeert. Het zijn allebei evident heel lieve mensen, met geen enkel kwaad in de zin maar integendeel het beste met de wereld voor, allebei welbespraakt en ongetwijfeld onderweg naar een mooie toekomst. Niet bepaald de mensen die de vrijheid van wie dan ook ‘onder druk’ zouden zetten. Het lijken wel Nijmeegse studenten! Het meest aggressieve is nog dat ze allebei in de openbare bibliotheek voor een kast met misdaadromans zijn gezet, zoadat je allerlei pistolen in beeld zag.
Tussendoor was dan nog een ook al bijna cliché-matige docent te zien met witte haren die vond dat de jeugd tegenwoordig niet meer kon incasseren en dat de universiteit een plaats moest zijn waar je geconfronteerd werd met onaangename dingen omdat dit juist goed is voor je ontwikkeling. Ik weet niet waar die man gestudeerd heeft, maar ik kan me niet herinneren tijdens mijn studie geconfronteerd te zijn met meningen of wereldbeelden die ik onaangenaam vond, dus ik ben misschien niet goed opgeleid.
Permitteren
In ieder geval heb ik een heel andere diagnose dan die man. Jet en Job lijken me allebei voorbeelden van jonge mensen die zoeken naar hun eigen plaats in de wereld, hun eigen identiteit. Dat is wat jonge aanstaande intellectuelen van oudsher doen tijdens hun studententijd. Alleen: ze hebben daar nu eigenlijk geen tijd meer voor, want ze moeten in razend tempo eerst hun bachelor halen en dan een master. Ze kunnen zich niet permitteren om af en toe een vak waar ze nog niet aan toe zijn over te slaan, ze kunnen zich geen echt gesprek permitteren – het moet allemaal razendsnel. En daar krijg je dan het soort schijntegenstellingen van tussen ‘woke’ en ‘antiwoke’, tussen Jet en Job.
Maar werkende jongeren konden zich dat soort eindeloze zoektochten toch ook nooit permitteren? Nee, maar die verkeren ook niet alleen maar tussen andere zoekende leeftijdsgenoten. Dat is overigens heel jammer: in de ideale maatschappij zou iedereen het recht hebben om een aantal jaar een enorme bal te zijn of juist de hele dag sojacino te drinken. Wee de samenleving waarin niemand zich dat nog echt kan permitteren.
De reportage van AT5
Reacties (2)
Omdat ik me interesseer voor het verleden, lees ik wel ’s wat over de studentenrevoltes in de jaren ’60 en ’70, toen linkse studenten universiteiten bezetten en alles en iedereen voor ‘fascist’ uitmaakten, inclusief hun eigen leermeesters, zoals Adorno, toen die de politie vroeg om demonstrerende studenten ‘zijn’ collegezaal uit te zetten.
Dat was in 1969 en Adorno beklaagt zich in een brief tegenover zijn kompaan Marcuse hoe hij wordt verketterd:
De tegenstellingen werden destijds nog veel meer op de spits gedreven als nu, lijkt me zo. In 1968 werd de marxistische studentenleider Rudi Dutschke bijvoorbeeld door het hoofd geschoten. Hij overleefde de aanslag, maar zou iets meer dan tien jaar later ten gevolge daarvan alsnog overlijden.
Mijn vraag aan Marc van Oostendorp is nu: kwam dat ook doordat studenten eind jaren zestig nauwelijks tijd kregen om hun eigen identiteit te ontwikkelen, kortom, niet aan Bildung toekwamen?
Ondertussen duikt er weer eens een verhaal op over wat er gebeurt met de (al dan niet academische) vrijheid als anti-woke (ofwel: extreemrechts) de dienst uitmaakt: