ELDERS - Hongaren die genoeg hebben van de rechtse regering Orbán neigen nu naar de extreem-rechtse partij Jobbik.
De extreemrechtse partij Jobbik heeft op 12 april de tussentijdse verkiezingen in de stad Tapolca gewonnen en heeft daarmee een nieuwe zetel in het parlement binnengehaald. Tijdens de verkiezingen van april 2014 behaalde de partij al 24 zetels in het parlement. Jobbik kreeg nu 35,3 procent van de stemmen en won daarmee nipt van regeringspartij Fidesz van premier Viktor Orbán die bleef steken op 34,4 procent. Vorig jaar verwierf Fidesz bij de parlementsverkiezingen samen met bondgenoot KDNP (christendemocraten) opnieuw een absolute meerderheid van 133 van de 199 zetels. Deze verkiezingen vonden plaats na een wijziging in de kieswet die voor Fidesz gunstig uitpakte.
Bij in oktober gehouden gemeenteraadsverkiezingen behaalde Jobbik ook al een grote winst. De kritiek op Orbán’s beleid groeide. Hongaren gingen de afgelopen maanden de straat op om te protesteren tegen de internetbelasting, die later werd ingetrokken, en tegen de kernreactordeal met Poetin. Maar de afkeer van de Fidesz-regering heeft niet geleid tot winst van het nog steeds verdeelde links.
Afgelopen zondag gingen Hongaren op meer dan honderd plaatsen weer de straat op om het aftreden van de regering te eisen vanwege de vele corruptieschandalen. De opkomst viel een beetje tegen volgens de onafhankelijke Pester Loyd. De krant constateert stekelig dat de regering zichzelf kennelijk niet vrijpleit van corruptie als ze als commentaar op de demonstraties zegt dat de strijd tegen de corruptie zou moeten beginnen bij linkse politici, de meest corrupte aller tijden. Maar er zijn volgens de Pester Loyd genoeg redenen om de initiatiefnemer van de demonstraties tegen corruptie, de kleine oppositiepartij Együtt (Samen), te steunen. Na de opsomming van een reeks dubieuze zaken concludeert de krant: “Het zijn mafiosi, ze weigeren c.q. verhinderen openheid van zaken, ook juridisch gezien, ze zijn corrupt en moeten dus verdwijnen.”
Ook de studenten gingen deze week op de barricaden. Ze protesteren tegen universitaire hervormingen die als enige uitgangspunt het economisch nut van een opleiding hanteren. Waar kennen we dat van? Vooral sociale wetenschappen, humaniora en journalistiek dreigen het slachtoffer te worden. De universitaire bestuurders wijzen alle protesten van de hand onder het aanroepen van de noodzaak van structurele veranderingen, transparantie, efficiency enz. En alles is natuurlijk nog lang niet besloten. Zo naderen de managers in Budapest hun collega’s in Amsterdam.
De Hongaarse milieuactivisten kunnen ook aan de bak. De regering Orbán gaat niet alleen nieuwe kerncentrales bouwen, maar maakt ook de weg vrij voor de exploitatie van schaliegas. Ze zijn al hard op weg, naar nu pas blijkt, om de voor mens en milieu riskante fracking-techniek toe te passen op zoek naar nieuwe fossiele energiebronnen.
Maar de milieuactivisten moeten oppassen in een autoritair geregeerd land als Hongarije. Vorig jaar werd een aantal NGO’s in Hongarije, precies zoals Poetin dat eerder deed in Rusland, vervolgd omdat zij geld uit het buitenland ontvingen. Begin dit jaar boog de Justitiecommissie van het Europees parlement zich over deze zaak. Veronika Móra van de milieuorganisatie Ökotárs Alapítvány vertelde hoe haar kantoor werd overvallen door de politie, waarna ze zich moesten onderwerpen aan een onderzoek vanwege geld uit een Noors fonds. Het intimiderend optreden van de Hongaarse overheid tegen deze organisaties is van alle kanten bekritiseerd. Maar het chilling effect is onvermijdelijk. Het beperkt de uitingsvrijheid en de manoeuvreerruimte van maatschappelijke organisaties. En is dus schadelijk voor de democratie. Gevoegd bij alle andere aanslagen op de rechtsstaat wordt het inderdaad tijd dat Orbán’s Fidesz-regering verdwijnt. Maar of het daarna beter gaat in Hongarije is gezien de groei van Jobbik nog maar zeer de vraag.