De ideologie van de carnavalsvereniging, zou je het dogma van het maatschappelijk middenveld waar het CDA traditioneel op leunt, kunnen noemen. Niet het heil van de staat of de markt, maar zoals dat met tenenkrommende christelijke oprechtheid wordt gezegd, de kracht van de samenleving. Echter, in het rapport van het strategisch beraad komt de term maatschappelijk middenveld niet meer voor. Al is dat voor een partij die, onder de noemer van de eigen verantwoordelijkheid een dependance van het liberalisme is geworden, misschien niet vreemd.
Maar terwijl het CDA haar aandacht verplaatst, blijven de instituties die ze als maatschappelijk middenveld aanduidt achter in een situatie die soms tot veel maatschappelijke irritatie lijdt. Dat geldt natuurlijk niet voor de sport, naai- en carnavalsvereniging, maar wel voor scholen en woningbouwcorporaties. Zij laten zien waarin het maatschappelijk middenveld radicaal kan zijn en waar politieke partijen de plank missloegen. Niet alleen het CDA.
Een van de drijvende ontwikkelingen in dat middenveld is de schaalvergroting, die zowel bij scholen als woningbouwcorporaties heeft plaatsgevonden. Een ontwikkeling waar het CDA bij stond te kijken, zonder te begrijpen dat het de ontworteling uit de lokale gemeenschappen betekende. Terwijl juist dat de natuurlijke habitat van dat middenveld is. Waar enkele decennia geleden kleinschalige scholengemeenschappen nog door ouders in hun vrije tijd werden bestuurd, zijn het tegenwoordig fusieproducten met een management.
Een vergelijkbare ontwikkeling valt te zien bij de woningcorporaties. Door fusies, maar ook door een institutionele verandering. Veel woningcorporaties zijn overgegaan van een verenigings- naar een stichtingsvorm. Zo werd het contact tussen bestuur enerzijds en leden, of huurders anderzijds losgeknipt.
Het vacuüm tussen markt en staat
Die ontworteling van dat institutionele middenveld is ook het resultaat van liberaliseringsreflexen, maar op een andere manier dan je zou vermoeden. Het is vooral de halfslachtigheid waarmee geliberaliseerd is, die het probleem oplevert. Want het afstoten van de instituten die overheidstaken uitvoeren levert niet zonder meer marktpartijen op.
Zo werden begin jaren negentig met de bruteringsoperatie van CDA-er Heerma, de woningcorporaties financieel zelfstandig. En gemeentelijke woningbouwverenigingen werden op afstand van de lokale overheid gezet. Maar de afgelopen jaren hebben we kunnen zien hoe dezelfde, zogenaamd zelfstandige corporaties, continu overheidstaken toegeschoven krijgen, zoals het oplossen van problemen in achterstandswijken.
Iets soortgelijks geldt voor de Nederlandse Spoorwegen. Verzelfstandigd, maar met een navelstreng nog steeds innig verbonden met de politiek, die haar treintijden controleert, haar af en toe een standje geeft, maar ook haar positie beschermt tegen de echt private vervoerders.
Het is in het vacuüm tussen markt en staat waar dat middenveld zich bevindt. Een positie die vlees noch vis is. Te groot en teveel management om nog onderdeel van een gemeenschap te zijn. Te publiek om als politiek helemaal los te laten. Te omvangrijk om te nationaliseren, waar ook de sterke liberale tegenstroom niet bij zou helpen.
Het radicale middenveld
De belangrijkste consequentie van die positie is echter het gebrek aan mogelijkheid dat maatschappelijke midden tot de orde te roepen. Een minister kan door de kamer op het matje worden geroepen als zijn ambtenaren iets verkeerds doen. Een aandeelhouder kan z’n aandeel verkopen, of op de aandeelhoudersvergadering van zich laten horen. Maar wie roept fusieschoolbesturen tot de orde die zich niet met onderwijs, maar met vastgoed bezighouden? En wie roept een corporatiedirecteur tot de orde, die niet met vastgoed, maar met financiële innovaties z’n tijd verdrijft? In ieder geval niet de lokale gemeenschap, want daar hebben ze niets meer mee te maken.
Dat middenveld bestaat uit eilandjes met bestuurders, van scholen, corporaties en de NS. Maar misschien ook wel die van ziekenhuizen en zorginstellingen, de Kamer van Koophandel, Buma/Stemra, de universiteiten, de talloze Hilversumse en lokale omroepen, de stadsregio’s, Schiphol en noem maar op. Instituties lijdend aan verantwoordingsautisme, in wat je daarom zou kunnen noemen het radicale middenveld.
Reacties (5)
De raad van toezicht van Vestia bestaat uit 5 personen: twee huurdersvertegenwoordigers, een OR-lid en twee andere leden. Deze leden hebben kennelijk de ballen verstand van toezicht noch van Governance laat staan van de derivatenhandel. De lijst met falende toezichthouders is groot. Denk aan de recente problemen bij b.v. Zonnehuizen, Meavita, InHolland, Maasstad Ziekenhuis, Groninger Museum, COA, en CBR. Misschien wordt er wat te gemakkelijk geleund op een goed geregelde bestuursaansprakelijkheids-verzekering en te weinig eisen gesteld aan ruggengraat, expertise en tijdsbesteding van de toezichthouders?
“Toezichthouder”, bedoelen ze dat dan letterlijk?
Ik dacht altijd dat het om een soort goed betaald erebaantje gaat.
@cor: eens, maar bovenal vraag ik me überhaupt af of je corporaties zo groot zou moeten willen laten worden, dat je dergelijke expertise nodig hebt. Zodra er een baasje aan de top staat lijkt groter altijd het adagium.
Als partijen geen heldere visie op de overheid hebben krijg je dit soort hybride organisaties met ingebouwd conflict tussen publiek en privaat. Maar dat is ook al duizenden keren gezegd.
Wil rijtje van @1 afmaken; elke dag 1ntje; voor nu;
– IGZ…..