RECENSIE - door Addie Schulte, redacteur van Boekenstrijd.
Identiteitspolitiek is tegenwoordig bijna een scheldwoord. Wie aan identiteitspolitiek doet, heeft alleen oog voor de eigen groep en niet voor het algemeen belang. Identiteitspolitiek maakt onterecht onderscheid tussen die groep en anderen, benadrukt onbelangrijke zaken en vergeet essentiële kwesties, zo luidt de aanklacht. Ewald Engelen verwoordt deze beschuldiging met grote felheid. De politieke strijd moet gaan over sociaal-economische kwesties en veel minder over sociaal-culturele kwesties. Maar is die scheiding tussen cultuur en economie wel vol te houden?
Rompertjes
Toen de Britse schrijfster Afua Hirsch in Pakhuis De Zwijger haar boek over ras, identiteit en afkomst in Groot-Brittannië presenteerde, kwam er een vraag uit het publiek. Leidt de nadruk op identiteitskwesties als kleur niet af van de klassenstrijd? De kern van haar antwoord was dat klasse ook een identiteit is. Er is niet zomaar een keuzemogelijkheid tussen klassenpolitiek en identiteitspolitiek.
Ik denk niet dat Ewald Engelen die observatie deelt. Engelen heeft in de hier gebundelde columns en essays in De Groene Amsterdammer uitgehaald naar identiteitspolitiek. Die leidt volgens hem tot onzalige aandacht voor immateriële kwesties rond migratie, multiculturalisme, integratie, hoofddoekjes en ‘genderneutrale rompertjes’. Deze kwesties leiden de aandacht af van sociaal-economische onderwerpen als de ongelijkheid, de arbeidsinkomenquote en de toenemende macht van grote bedrijven.
Verschuiving
Politicologen hebben deze verschuiving van de discussie van economie naar cultuur vaak benoemd. Waar in het verleden de publieke discussie voor een groot deel draaide om verdelingsvraagstukken, gaat het sinds een jaar of vijftien vaker over culturele kwesties. Dat is in de ogen van Engelen een afleidingsmanoeuvre. Door over cultuur te spreken valt niet op hoe ongelijk het er in de economie aan toe gaat. En daarbij haalt hij vooral uit naar links.
Het is wat ironisch dat zijn aanval ook die culturele inslag heeft. Hij zegt met nadruk dat hij zijn boek niet baseert op data. Het is eerder een psychosociale analyse van dat deel van links dat zich volgens hem schuldig maakt aan identiteitspolitiek.
Een van de tekenen dat cultuur aandacht krijgt en economie niet is dat volgens Engelen dat de ‘babbelende kast’ Gloria Wekker (Witte onschuld) wel leest, maar het werk van Thomas Piketty (Kapitaal in de 21e eeuw) niet. Hier wreekt zich het gebrek aan data. Zonder veel onderzoek te doen, is die stelling te betwijfelen. Piketty kreeg een ontvangst in de Tweede Kamer, een boekpresentatie in Paradiso, twee samenvattingen in boekvorm en diverse vervolgpublicaties. (En dat alleen in Nederland.) Wekker kreeg die eer niet en haar boek werd in Nederland tamelijk kritisch ontvangen.
Fortuyn
Met zijn algemene observatie dat er veel aandacht is voor culturele vraagstukken, heeft Engelen gewoon gelijk. Na de opkomst van Pim Fortuyn bestaat in de media het idee dat journalisten ooit een belangrijke ontwikkeling hebben gemist: de culturele en politieke onvrede met migratie en de elite. Als compensatie, maar ook omdat sommige journalisten het eens zijn met de fundamentele analyses van Fortuyn cs., is die aandacht sinds 2002 nooit weggeëbd. We (journalisten, politici en publiek) vinden de spanningen tussen wit en zwart, islam en avondland etc., spannender dan de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal.
Volgens Engelen is een veelgehoorde verklaring voor de opkomst van Fortuyn, Wilders en Baudet echter onjuist. Zij stemmen niet uit culturele, maar uit economische motieven op deze outsiders. De onvrede over migratie en integratie is een masker waar iets anders achter schuil gaat. Op dat punt overtuigt Engelen niet. Ten eerste zijn kiezers niet gek. In tal van onderzoeken hebben ze zich uitgesproken over hun voorkeuren. De Wilders-stemmers zijn niet allemaal laagopgeleide werknemers die vroeger links stemden. Economische en culturele motieven spelen door elkaar: mijn geld niet naar een asielzoeker, is de houding. Dit is al een aanwijzing dat de scheiding cultuur en economie of klasse en identiteit niet zo simpel te maken is.
Ook Engelen ziet die wisselwerking wel. ‘Als de leden van minderheden gelijkelijk toegang hebben tot de sociaaleconomische en ecologische voorwaarden voor een geslaagd leven, zullen de overblijvende culture verschillen veel minder prangend worden,’ schrijft hij. ‘Eerst het vreten, dan de identiteit,’ voegt hij er aan toe. Maar in het eerste deel van zijn uitspraak lijkt hij te erkennen dat de sociaal-economische en ecologische omstandigheden van minderheden slechter zijn. Is die erkenning niet de basis van identiteitspolitiek?
Objectieve waarheid
Het idee van klasse boven identiteit gaat uit van de vooronderstelling dat klasse een bepaalde objectieve waarheid belichaamt, die zich onderscheidt van de fictieve indeling via identiteit. Engelen doet amper moeite om die vooronderstelling te bespreken. Wat is klasse precies? Wie is ‘de arbeider’, waardoor wordt deze gekenmerkt? Dat blijft onduidelijk. Gaandeweg blijkt dat identiteit en klasse amper te scheiden zijn en dat de tegenstelling cultuur en economie lekker klinkt, maar in de realiteit verdampt.
In zekere zin is iedere vorm van politiek identiteitspolitiek. Om politiek te bedrijven zal er een politieke gemeenschap moeten zijn. Om politiek actief te worden moet je je identificeren met een groep, of dat nu op basis is van afkomst, geloof, overtuiging, maatschappelijke positie of een combinatie van die factoren. De ‘witte werkende klasse’ is net zo goed een identiteit als de zwarte hoogopgeleide lesbienne. Engelens beschrijving van het boek van de Fransman Didier Eribon over zijn arbeidersachtergrond onderschrijft dat. De arbeiders hebben hun eigen dromen, conventies, waarden, nachtmerries. Ze onderscheiden zich niet alleen door de sociaal-economische omstandigheden, maar ook met hun kleding, lichamelijke hygiëne, accent, levenshouding. (J.D. Vance beschreef dat zelfde fenomeen voor Amerika,)
Kostwinner
In een interview van Engelen met de Amerikaanse Joan Williams, dat ook in de bundel is opgenomen, komt de ‘witte werkende klasse’ (wwk) uitgebreid aan de orde. Zij omschrijft die als de huishoudens met een inkomen tussen de 30.000 en 130.000 dollar, zonder universitaire opleiding. Dat is een brede marge: het gemiddelde inkomen in Amerika is ongeveer 50.000 dollar. En het onderscheid is voor een groot deel gebaseerd op opleiding, niet op welvaart. Dus toch een cultureel verschil, net als de witheid. Williams zegt dat een belangrijk deel van het verschil tussen de professionele elite en de witte werkende klasse ligt op het gebied van waarden. De wwk wil dat de man kostwinner kan zijn zodat zijn vrouw thuis kan blijven.
Is dat een sociaal-economische aspiratie, zoals Williams zegt? Het lijkt me behoorlijk sociaal-cultureel. (Overigens klopt het niet dat de witte werkende klasse Trump aan de overwinning hielp. Zeker niet alleen. Ook de rijken stemden overwegend op Trump.)
De progressieve elite heeft ten onrechte de verlangens van de werkende klasse veronachtzaamd en bespot, vindt Engelen. Dat begon in de jaren zestig met Nieuw Links en gaat door tot nu. De politieke partij is een banenmachine geworden. (Een van de stukken van Engelen heet: Het gelijk van Baudet. Overigens valt Engelen de identiteitspolitiek van Wilders cs. minder hard aan dan die uit linkse kringen. Zo vreemd is het dus niet dat er verschillende ex-liberalen via de PvdD de weg naar Forum voor Democratie hebben gevonden.)
Het is de planeet, suffie
Politiek gaat over de vraag wie wat krijgt. Een vraag is: wie is ‘wie’? Zijn dat de leden van de eigen stam, de eigen natie, of de hele mensheid? Dat ‘wie’ kan nog verder reiken. Natuur, milieu en dieren horen tot de verworpenen der aarde, schrijft Engelen. Dat levert nieuwe dilemma’s op, want tussen milieupolitiek en economische politiek kan spanning ontstaan. Wie betaalt de energietransitie, is een van de concrete vragen op dit ogenblik.
Dan is er de vraag wat er te verdelen is. Als we meer om de natuur moeten geven en dus minder produceren en consumeren, is er minder te verdelen onder de mensen. Ook de werkende witte klasse zit niet te wachten op beperkingen van het consumptiepatroon, is mijn niet met data onderbouwde verwachting. Het is jammer dat Engelen, een prominent lid van de Partij voor de Dieren, hier niet op ingaat.
Polemist
Ewald Engelen stelt zichzelf in deze columns en essays met groot genoegen op als de boze polemist. Hij heeft het over ‘de babbelende kaste’, ‘de opiniegetto’s,’ ‘de terreur van de identiteitspolitiek’ etc. Engelen botst altijd frontaal in de vijfde versnelling tegen zijn object van verontwaardiging aan. Dat is een beetje vermoeiend en komt zijn overtuigingskracht niet ten goede, al hoef je je als lezer of luisteraar niet te vervelen. Maar de of/of stelling is te rigide en doet geen recht aan de verwevenheid van economie en cultuur, klasse en identiteit.
Deze recensie verscheen eerder op Boekenstrijd.
Reacties (4)
Engelen overtuigt inderdaad niet. Dat komt omdat hij niet de oplossing is van het probleem, maar zelf het probleem is. De opkomst van Fortuyn, Baudet en Wilders heeft alles te maken met identiteit. Aanhang van ultra-rechtse partijen zijn nationalistisch verdwaasd. Er is één klein probleem: in feite bestaat identiteit niet. En om het tóch te kunnen laten bestaan moet identiteit altijd aan een IDEE opgehangen. Wat doen de rechtspopulisten? Ze scheppen een vijand (moslims, Brussel, Marokkanen, wat u maar wilt). En het IDEE is dat ‘onze’ identiteit daar door bedreigt wordt.
Maar Engelen is zelf ideologisch verdwaasd (en niet zo’n beetje ook). Dat is ook een identiteit! En ook opgehangen aan een IDEE. En ideologisch verdwaasden hebben ook een vijand nodig. Dat zijn de onderdrukkers van de “verworpenen der aarde”. Noem ze neoliberalen, dan hebben ze nog een naam ook. Enfin, ik neem aan dat de holle retoriek van Engelen bekend is op Sargasso.
Goed omschreven, Engelen heeft altijd een object (vijand) nodig om boos op te zijn. Hopeloos die man, niet meer te redden. Negeren lijkt me het beste.
Men reageert wel vaker op Engelen met de dooddoener dat ‘klasse en identiteit verweven zijn’. Engelen ontkent dat ook helemaal niet.
Engelen (en veel anderen) vinden alleen dat klasse voorop hoort te staan. Dat is ook niet zo gek. De werkende klasse is in de meerderheid. Die meerderheid is een basis voor politieke macht, die minderheidsposities niet biedt.
Bovendien zijn de minderheden die verstaan worden onder identiteitspolitiek voor het overgrote deel onderdeel van de werkende klasse. Klasse is de gemene deler waarmee al die minderheden een meerderheid kunnen vormen.
En wat betreft de planeet, zul je juist die meerderheid mee moeten krijgen. Zonder steun van de meerderheid, en dus de werkende klasse, geen groene politiek.
Engelen (en veel anderen) vinden alleen dat klasse voorop hoort te staan. Dat is ook niet zo gek. De werkende klasse is in de meerderheid. Die meerderheid is een basis voor politieke macht, die minderheidsposities niet biedt.
Minderheden kunnen zich beter organiseren. Een partij van de dieren oefent politieke macht uit, zonder dat een groot deel van de bevolking er op stemt. Daarnaast is “de werkende klasse” sec in de meerderheid (namelijk: iedereen die werkt voor zijn geld), maar de “arbeidersklasse” zeer zeker niet.
Juist. Ik identificeer me vanaf nu als miljonair. Wat zeg ik? Als biljonair! Men dient mij vanaf nu ook als zodanig te behandelen. Wie dat niet doet, beledigt mij.
Nee suffie, niet alle politiek is identiteitspolitiek.