ACHTERGROND - Nadat ik de magie van Woodstock en de bijbehorende hoosbuien en modder eenmaal achter mij had gelaten, ontdekte ik dat er in de zomerse vakantieperiode ook muziekfestivals van een heel ander allooi waren (en zijn), waarop jongeren ook bepaald niet ontbreken. Het begon allemaal in 1982 met het inmiddels wereldberoemde tien dagen durende ‘Festival Oude Muziek Utrecht‘ met dit jaar als thema Napels, waarbij niet alleen muzikale maar diverse aspecten van het Napels uit de Middeleeuwen en Renaissance naar voren komen.
Een soortgelijk festival, waarbij meer de religieuze en liturgische muziek door de eeuwen heen centraal staat, is het Maastrichtse festival ‘Musica Sacra‘ dat al sinds 1983 aan de weg timmert en inmiddels een al even multimediale opzet kent, en dit jaar als thema heeft: ‘Bidden & smeken’.
Dat riekt naar volksdevotie, want het kerkvolk maakte zich over het algemeen niet zo druk over hoe je als waarachtig christen moest leven, maar eerder hoe de heiligen in te zetten bij bijvoorbeeld genezing van ziekte. Hiervoor bad en smeekte men tot de heiligen, niet zelden vervat in een twee of driedimensionale afbeelding waarbij de geestelijkheid er nauw op toezag dat de verering van de heilige niet omsloeg naar verering van het object of nog erger, aanbidding van het object. Het was over het algemeen de ‘eenvoudige gelovige’ een worst, zolang het maar werkte.
Van processie naar luisterwandeling
‘Musica Sacra’ biedt ook dit jaar veel moois en interessants, maar opvallend vind ik toch wel een audiotour, een luisterwandeling ontworpen door theatermakers Ali-Ben Horsting & Mariël Vaartjes en componiste Manna Horsting. De wandeling – met koptelefoon op – voert in het oude centrum van Maastricht over de route van een Laat-Middeleeuwse ‘bidweg’, gewijd aan Maria, Sterre der Zee, één van de vele namen voor Maria, de moeder van Jezus.
De titel ‘Sterre der Zee’ is in de Rooms-Katholieke traditie terechtgekomen door de verklaring van de naam Maria door de heilige Hiëronymus. Hij deelde de Hebreeuwse naam Maryam op in Mar en Yam wat in het Latijn neerkomt op Stilla Maris (druppel der zee). Dit werd verbasterd tot Stella Maris, Latijn voor ‘Sterre der Zee.’ Deze titel kwam weer in de Litanie van Loreto terecht en aldus in de Rooms-Katholieke liturgie, samen met de gregoriaanse hymne Ave Maris Stella.
De wandeling, of eigenlijk ‘ommegang‘, duurt ongeveer een uur en vindt plaats onder het thema ‘Waar je ook gaat, daar ben je’. De organisatoren beschrijven de wandeling als volgt:
Al luisterend wordt je meegenomen in een auditieve wereld die een laag legt over de wereld die je al wandelend ziet. Hierdoor kijk je anders naar de dingen om je heen. Je luistert naar een stem die je de weg wijst en je blik doet richten op details die anders wellicht aan je voorbij waren gegaan. Je wordt meegenomen naar een andere tijd of kruipt in het hoofd van iemand anders, wordt meegenomen in een gedachtestroom.
Je kunt de ommegang rustig in je eentje doen of met een groepje gelijkgestemden.
De editie 2019 van Musica Sacra duurt van donderdag 19 tot en met zondag 22 september. De onderhavige ommegang moet overigens niet verward worden met de zevenjaarlijkse ‘Heiligdomsvaart Maastricht‘ waarbij Sint Servaas centraal staat en zijn reliekschrijn, de ‘Noodkist’, in processie door Maastricht wordt gedragen, nood of niet. De ommegang van Maria, Sterre der Zee, liftte overigens wel mee op het herstel van de traditie van de heiligdomsvaart in 1937, evenals de dertiende-eeuwse traditie van de Zwarte Christus van Wyck (een wijk van Maastricht), maar over deze laatste een andere keer.
Mariabeelden
De ruim vijf eeuwen oude bidweg door het centrum van Maastricht is ontstaan uit een boetprocessie op Tweede Paasdag waarbij het genadebeeld van Maria (of Onze Lieve Vrouw) Sterre der Zee werd meegedragen, in het begin vanuit de kerk van de Minderbroeders Franciscanen, waar het beeld in eerste instantie verbleef. Het genadebeeld dateert uit de vijftiende eeuw en werd vanaf ongeveer 1700 ‘Sterre der Zee’ genoemd. In de loop der eeuwen is de route, later vertrekkende vanaf de romaanse Onze-Lieve-Vrouwebasiliek, die tegenwoordig officieel de Basiliek van Onze-Lieve-Vrouw-Tenhemelopneming heet (het dogma van Maria-tenhemelopnieming dateert pas van 1950), een paar keer aangepast, voor het laatst in 1804.
De verering van Maria in Maastricht is veel ouder dan de verering van het vijftiende-eeuwse genadebeeld Sterre der Zee. Zowel in de Onze-Lieve-Vrouwekerk als in de Sint-Servaaskerk bevonden zich vanouds altaren die aan Maria gewijd waren. In de Onze-Lieve-Vrouwekerk bevindt zich het twaalfde-eeuwse z.g.n. Heimo-kapiteel, waarop de beeldhouwer, de veronderstelde Heimo, een fraai bewerkt kapiteel aanbiedt aan Maria, een vroeg teken van Mariadevotie in Maastricht.
Het oudst bewaard gebleven beeld van Maria in Maastricht is een Maaslandse ‘Sedes Sapientiae‘ (‘Zetel der wijsheid’, ook een naam van Maria) uit omstreeks 1275 in de Sint-Servaaskerk. In 1281 wordt een kapel aan de Maas vermeld, die Maria Minor (Maria de Mindere) werd genoemd. De aanduiding ‘mindere’ zou in dit geval kunnen wijzen op een ondergeschiktheid van de kapel aan het kapittel van de Onze-Lieve-Vrouwekerk (Maria Maior). Later veranderde de naam in Maria ad littam (Maria ten Oevere).
Miraculeus beeld
Zoals gezegd stond het genadebeeld in eerste instantie bij de paters Minderbroeders Franciscanen in de Sint-Pieterstraat. Deze vurige Mariavereerders kregen omstreeks 1470 het beeld als eens soort bruidsschat ten geschenke van de edelman Nicolaus van Harlaer (Nicolas de Harlay), toen deze op latere leeftijd bij hen intrad. Het beeld van Duitse makelij wordt momenteel op haar stijlkenmerken gedateerd op 1410.
Het beeld werd al snel miraculeus geacht – er vonden regelmatig gebedsverhoringen en wonderbaarlijke genezingen plaats – en er ontstond een grote volksdevotie rondom het genadebeeld, die zelfs de verering van Sint-Servaas begon te verdringen. Op Paasmaandag 1532 schijnt het beeld voor het eerst te zijn meegedragen in processie. Deze processie werd de voorloper van de heden nog bestaande bidweg. De bloeiperiode van de verering was zonder twijfel de Spaanse periode tussen de inname van de stad in 1579 en de sluiting door de Staten-Generaal – die Maastricht in 1632 hadden ingenomen – van het klooster van de Minderbroeders in 1639.
Onvermeld kan niet blijven dat het beeld naar hedendaagse begrippen behoorlijk gemaltraiteerd werd. Het kreeg naar Spaanse mode een wijde kegelvormige mantel, waardoor de Sterre der Zee-iconografie ook aangepast moest worden: de vrucht die Maria droeg (waarschijnlijk een peer) werd afgezaagd tot een soort houder voor een lelie, en het blote Jezuskindje kreeg een mantel aan, waarvoor hem een armpje moest worden afgezaagd, en een kroon op het hoofd, die het oorspronkelijke beeld niet had.
Met de Minderbroeders ging het intussen ook niet al te best. In 1632 beschuldigde de Staten-Generaal hen van spionage voor de Spanjaarden. Ze werden gearresteerd, gemarteld en onthoofd, en hun hoofden op vijf staken gestoken op het bastion dat sindsdien “de Vief Köp” heet. De kloostergebouwen van de Franciscanen werden in beslag genomen, en de rest van de paters in 1639 uit de stad verdreven.
Gesjouw met een beeld
Wat volgde was een gesjouw met het beeld van schuilplaats naar schuilplaats en tijdens het z.g.n. Frans Intermezzo (1673-1678) keerde het beeld voor korte tijd terug naar Maastricht. In 1796 werden door de toenmalige Franse overheid alle kerkelijke instellingen en kloosters opgeheven en hun goederen in beslag genomen. Enkele broedermeesters van de Broederschap van de Sterre der Zee hebben toen, met medeweten van de paters Franciscanen, het beeld uit de kerk “gestolen”, en ondergebracht bij achtereenvolgens twee broedermeesters thuis.
Op 31 maart 1804 werd het beeld, met toestemming van de Franciscanen, door bisschop Zaepffel van Luik toegewezen aan de Sint-Nicolaasparochie van Maastricht, de voorloper van de Onze-Lieve-Vrouwe. En zo kwam het beeld van Onze Lieve Vrouw Sterre der Zee uiteindelijk in de Onze Lieve Vrouwekerk van Maastricht terecht. Daar stond het opgesteld in het noordertransept, op de plaats van het huidige Sint-Jozefaltaar. In 1903 werd het beeld overgebracht naar de Mérode-kapel, waar het zich nog altijd bevindt.
Legenden
Er zijn aan het genadebeeld en de bidweg de nodige legenden verbonden. Ik noem er twee.
Aangezien er in Maastricht na de inname van de stad in 1632 door de Staten-Generaal, een processieverbod gold, liepen de gelovigen op eigen gelegenheid, op dezelfde route, de bidweg. Toen de Minderbroeders in 1700 met het beeld naar hun nieuwe klooster aan de Tongersestraat, op de ‘Minderbroedersberg’ verhuisd waren, ontstond er verwarring over de juiste route van de bidweg. Volgens de legende loste Maria dit probleem zelf op.
Op een avond bad Anna, een vrome arme vrouw, haar dagelijkse gebed tot Onze Lieve Vrouw en smeekte haar de goede weg aan te wijzen. Hierop verliet het genadebeeld in alle stilte haar plaats op de Minderbroedersberg en trok via de Bouillonstraat, de Papenstraat en de Bredestraat naar het Onze Lieve Vrouweplein. Daar knielde het neer voor de deur van de kapittelkerk van Onze Lieve Vrouw.
Als enige had Anna het beeld zien vertrekken. In vrome aanbidding was zij het gevolgd, ook toen het beeld via de Cortenstraat, de Witmakersstraat, de Kapoenstraat, de Lenculenstraat en de Tongersestraat, weer terugging naar het Minderbroedersklooster. Later bleek dat Anna niet had gedroomd, want op de zoom van de mantel van het Mariabeeld ontdekte men sporen van straatvuil. Sindsdien wordt de bidweg gelopen over de straten die Maria zelf heeft aangegeven.
De benaming ‘Sterre der Zee’ werd voor het genadebeeld voor het eerst in 1701 gebruikt, en wel ter herinnering aan een wonder dat in 1684 plaatsgehad zou hebben. Een edelman zou op zee in een storm terecht zijn gekomen, en de belofte gedaan hebben, als hij het gevaar zou overleven, een altaar te stichten voor het Mariabeeld van de Minderbroeders van Maastricht.
De edelman heeft echt bestaan. Het was een Brusselse edelman, François II van Kinschot (1616-1700), graaf van Sint-Pieters-Jette en baron van Rivieren, die op zee inderdaad in een storm terecht was gekomen, Maria aanriep met het beeld van de Madonna van de Minderbroeders voor ogen, en beloofde bij veilige thuiskomst een altaar voor het beeld van de Minderbroeders te financieren. Toen hij de storm had overleefd en behouden was thuisgekomen, kwam hij zijn belofte na en liet in de Minderbroederskerk een altaar bouwen waar het Mariabeeld een plaats op kreeg. Dit zou de aanleiding zijn geweest om het Mariabeeld voortaan ‘Sterre der Zee’ te noemen.
Beeldenroute
Van 1943 tot 1950 werden op verschillende punten aan de bidweg beelden en reliëfs van Maria geplaatst. Voordien waren ook al incidenteel Mariabeelden langs de route geplaatst, maar die werden later weer verwijderd. Sommige beelden verwijzen direct naar de Sterre der Zee, andere beelden Maria uit in een andere gedaante. De meeste beeldhouwwerken tonen een ster, het symbool van de bidweg. Minstens de helft van de beelden is ontworpen door Charles Vos (1888-1954), destijds de bekendste beeldhouwer in Maastricht. Verscheidene beeldhouwwerken zijn in 1947 geplaatst naar aanleiding van het in dat jaar in Maastricht gehouden Mariacongres.
Het beeld van de Sterre der Zee wordt momenteel bekleed met verschillende mantels. De nieuwe blauwe mantel wordt gedragen bij plechtige feestdagen. De oude blauwe mantel wordt gedragen door het jaar, de rode mantel op lagere feestdagen en in de Paastijd. In de Vastentijd en in de Advent draagt het beeld géén mantel; dat is dan ook de meest oorspronkelijke verschijningsvorm van het beeld. Zijn armpje heeft het Kindje Jezus nooit teruggekregen.