ACHTERGROND - Bijna had ik het nieuws gemist dat op 25 februari in Gard (Uzès) in Frankrijk de journalist en diplomaat Éric Rouleau is overleden. Hij was 89. Rouleau was jarenlang de Midden-Oostenspecialist van de Franse krant Le Monde. Als zodanig was hij één van mijn grote voorbeelden toen ik zelf begon en geen andere manier wist om het vak te leren dan het af te kijken van iemand die het al kon. (Een andere collega van wie ik het vak heb afgekeken was David Hirst, tot 1997 werkzaam bij The Guardian. Hij leeft nog.)
Ik zal geen lange necrologie schrijven over Rouleau. De meest lezers zullen, vrees ik, niet meer weten wie hij was. Het Franse taalgebied is sowieso niet meer zo populair in Nederland. Voor wie meer wil weten verwijs ik naar Rouleau’s in 2012 (bij Fayard) verschenen boek Dans les coulisses du Proche-Orient. Mémoires d’un journaliste diplomate (1952-2012).
De inleiding voor dat boek werd geschreven door Alain Gresh, de hoofdredacteur van Le Monde diplomatique. Hij drukte hem bij wijze van in memoriam nog eens of op het blog van die krant.
Rouleau, in 1926 geboren in Caïro als Eli Raffoul, was een Egyptische Jood, die in 1943 – hij was toen 17 en studeerde rechten – begon te werken voor de Engelstalige Egyptian Gazette. In die hoedanigheid interviewde hij onder meer de stichter van de Moslim Broederschap, Hassan al-Banna. In 1952 week hij, beschuldigd van communistische sympathieën, uit naar Frankrijk, zoals trouwens een groot deel van de top van de Egyptische communistische partij, die net als hij Joods en francofoon was – (de vader van Alain Gresh, Henri Curiel, was één van hen).
Rouleau begon te werken bij het persbureau AFP en stapt in 1955 over naar Le Monde, waar ik hem later ging bewonderen om zijn grote kennis en buitengewoon fraaie, literaire stijl van reportages maken. Hij schreef die reportages tot in de jaren tachtig ongeveer vanuit alle landen van het Midden-Oosten (alleen Saoedi-Arabië kwam hij als Jood niet in), en interviewde iedereen die wat voorstelde. Hij had onder meer in 1963 een groot interview met Gamal Abdel Nasser en publiceerde hij eind jaren zeventig een boek gebaseerd op gesprekken met de toenmalige nummer twee van de PLO, Abu Iyad (Salah Khalaf).
Ook Israël deed hij meerdere malen aan, maar daar was hij – hoewel Joods – na de opkomst van de Likud onder Menachem Begin wegens zijn contacten met de Palestijnen niet meer erg welkom. (De uitspraak van Yasser Arafat dat het PLO Handvest ‘caduc’ was, eind jaren tachtig, was in feite een uitspraak die hem was ingefluisterd door Rouleau).
In 1985 maakte Rouleau een voor journalisten niet erg gebruikelijk carrièreswitch, toen de toenmalige Franse president Mitterrand hem ambassadeur in Tunesië maakte. Later werd hij nog ambassadeur in Turkije. Gresh beschrijft hoe, bij de eerste jaarlijkse bijeenkomst van ambassadeurs waaraan hij deelnam en waar iedereen zich voorstelde door zijn naam te noemen en het land waar hij was geposteerd, Rouleau opstond en zei, ‘Éric Rouleau, Le Monde’. Was hij ondanks alles toch gewoon een beetje de journalist van Le Monde gebleven? Of zag hij zichzelf als de Franse vertegenwoordiger bij de rest van de wereld?
Reacties (1)
Dank. Het is wel wat waard om goede voorbeelden voor journalisten in herinnering te roepen.