COLUMN - Wat ligt er meer voor de hand dan de lessen van de stadsvernieuwing ter harte te nemen nu we voor een vergelijkbare opgave staan om in Nederland miljoenen huizen te verduurzamen en van nieuwe energie- en warmtebronnen te voorzien?
Zo rond 1970 lagen de meeste gemeentelijke binnensteden er beroerd bij. Grote delen van de woningvoorraad in en rondom de centra dateerden van eind negentiende, begin twintigste eeuw en stonden zo ongeveer op instorten. Ze waren met hun houten vloeren en eensteensmuren gehorig, tochtig en vochtig. Bovendien waren ze gebouwd in de tijd van paard en wagen en niet berekend op parkeren voor de deur.
In Amsterdam waren, aldus onderzoek van de gemeente, 25.000 woningen zonder meer rijp voor de sloop, en moesten er meer dan 100.000 totaal gerenoveerd worden. Bijna de helft van de Amsterdammers zou daardoor moeten verhuizen. Vergelijkbare geluiden klonken op uit stadhuizen elders in het land. Grote delen van de binnensteden van Arnhem, Deventer, Tilburg, Utrecht, Dordrecht, Zwolle en Groningen waren verzamelingen bouwvallen. Het land stond voor een ongekende verbouwing, zoveel was duidelijk.
Er was – onder stedenbouwkundigen – ook consensus over wat er moest gebeuren. De filosofie van ruimte, lucht en licht, waarmee na de oorlog overal buitenwijken met flatgebouwen in het groen waren opgetrokken, moest nu op de oudere delen van de stad worden losgelaten. Cityvorming heette dat in het jargon, wat in het kort neerkwam op massale sloop, ruimte voor wegen en compacte gestapelde bebouwing. Met vette viltstiften werden er hele nieuwe stadsdelen op de kaart getekend.
Met mensen praten?
Dat er onder de lijnen van de viltstiften ook mensen woonden, was eigenlijk geen overweging waarbij lang werd stilgestaan. Dat je ermee in gesprek zou moeten, was totaal geen issue, of zoals de Amsterdamse stedenbouwkundige Duyff het ooit treffend verwoordde: ‘We zijn toch ook niet met de boeren gaan praten toen we de Bijlmermeer ontwierpen?’ En dat deze mensen vervolgens in verzet zouden komen, daar had niemand in de stadhuizen op gerekend.
Maar toen het gebeurde – de reeks stadsvernieuwingsconflicten is prachtig geboekstaafd door de historicus Herman de Liagre Böhl in Steden in de steigers. Stadsvernieuwing in Nederland 1970-1990 (2012) – gooiden gemeentebesturen het razendsnel over een andere boeg. De grootschaligheid werd verlaten, het motto werd kleinschalig, complexgericht en ‘bouwen voor de buurt’.
Miljoenen voor opbouwwerkers
De regering stelde vele miljoenen ter beschikking voor de aanstelling van opbouwwerkers die bewoners konden ondersteunen in hun inbreng in de stadsvernieuwing. Er werden projectorganisaties opgezet waarin bewoners met ambtenaren en corporatiemedewerkers plannen maakten en uitvoerden. In een periode van twintig jaar werd zo een onwaarschijnlijke operatie op gang gebracht, die vele miljarden heeft gekost. En kijk eens hoe die binnenstedelijke gebieden er nu bij liggen!
Wat ligt er meer voor de hand dan de lessen van deze geschiedenis ter harte te nemen nu we voor een vergelijkbare opgave staan om in Nederland miljoenen huizen te verduurzamen en van nieuwe energie- en warmtebronnen te voorzien? Tel je zegeningen en leer ervan.
Helaas blijken er in de epicentra van de energietransitie, in de nieuwe transitieafdelingen op stadhuizen en bij woningcorporaties maar weinig mensen rond te lopen die enige herinnering hebben aan de stadsvernieuwing.
Opnieuw buigen zij zich over de plattegronden van de stad, waar zij liever met moderne digitale viltstiften gebieden omcirkelen en pijpleidingen intekenen dan dat ze zich met bewoners verstaan. Het is de eerste reflex waarin politieke bureaucratieën steeds opnieuw terugvallen: eerst ambitieuze doelen vaststellen, dan binnenskamers plannen en processen uittekenen en ten slotte daarover digitaal en op papier communiceren.
Weg van het papier en de buurten in
Dat is, zo leert de geschiedenis, vragen om problemen. Een halve eeuw geleden hebben bewoners voorkomen dat grote delen van de stad door bulldozers tegen de vlakte zouden gaan, dus de gedachte dat ze zomaar in de trein van een overheidsgestuurde energietransitie zullen stappen, is ronduit naïef. Terecht wijst René Cuperus daar in het winternummer van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken op. Dat betekent dus dat het roer om moet.
Maak onafhankelijke bewonersondersteuning mogelijk, zoals ten tijde van de stadsvernieuwing. Revitaliseer het opbouwwerk. Maak overlegvormen waarin gezamenlijk plannen worden gemaakt en op hun consequenties doordacht. Creëer in buurten en wijken projectgroepen waarin bewoners daadwerkelijk kunnen meepraten. Creëer de voorwaarden voor een beweging die eropuit is om de energietransitie gedragen te laten worden door de mensen die er in hun huizen direct mee te maken krijgen. Dat betekent dat we weg moeten van het papier en de tekentafels en de buurt in moeten. Van duurzaam doel naar buurtzame actie.
Ach, waar is de geest van Jan Schaefer als je hem nodig hebt?
Dit artikel van cultuurpsycholoog en publicist Jos van der Lans, verscheen eerder op Sociale Vraagstukken.
Reacties (10)
Precies. Maar wie gaat ze (politici, directeuren van woningcorporaties) dat duidelijk maken? 28 maart is een kans:
https://bondprecairewoonvormen.nl/2020/01/28-maart-2020-wonen-voor-mensen-niet-voor-de-winst/
Ik erger me net als anderen wel eens aan “dit windmolenpark kan 10.000 woningen van elektriciteit voorzien”. Maar woningen verbruiken maar een klein deel van alle geproduceerde elektriciteit.
Bovenstaande stuk gaat m.i. vooral over gasbesparing en woningen gebruiken maar 22% van het totale gasverbruik. Wat gaan/moeten bedrijven/overheden/scholen/universiteiten doen om hun gasverbruik in kantoren en bedrijfsruimtes en bij de productie te verminderen? De motivatie om als particulier iets aan je woning te doen lijkt me groter te worden als je ziet dat bedrijven ook volop bezig zijn of aan de slag moeten.
https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83989NED/table?dl=21D0E
@2: Ik krijg nogal wat acquisitie in de bus van allerlei zonnepaneelverkopers. Sommigen wijzen daarbij graag op de mogelijkheid tot geld lenen. Dan kan ik me dus in de schulden steken zodat zo’n snelle energiejongen zijn targets kan halen…
Je mag je afvragen of energietransitie en stadsvernieuwing wel helemaal vergelijkbaar zijn. Maar goed, je moet wat doen om jezelf moed in te spreken. Onderwerp en doelstelling zijn niet gelijk. Immers, bij energietransitie kom je al snel uit bij het einde van de wereld. Evenwel, mensen die bezig zijn met het einde van de maand hebben nu eenmaal andere prioriteiten. Dat hou je toch en dat blijft zo. Afgaand op de rapportage zaterdag in de VK over de transitie in Overvecht en Garyp, zou het zo maar kunnen dat alles gaat eindigen in een Poolse landdag XL (als het dat al niet is). Bertold Brecht indachtig, wordt het dan tijd dat regering en overheid een nieuwe bevolking kiezen.
‘De huishoudens’ vind ik ook de totaal verkeerde focus om te starten met de transitie ( daar staan we ongeveer in Nederland ). De meest onwillende en versnipperde groep en ook nog ’s niet de belangrijkste.
– Waarom ‘woont’ de overheid nog niet energieneutraal? Enorme hoeveelheid panden, veel kleinere groep om op te zetten, simpler met toestemmingen. Een groen deltaplan kan enorm helpen om de vraagkant te ontwikkelen.
– Dito voor woningbouwcorporaties. Dito voor gemeenten met al hun platte daken.
– Waar is de industrie? Meer geld voor investering, meer ruimte voor technieken en plaatsing.
Waarom is de overheid niet meer in staat om grote project met veel belangen in goede banen te leiden? (Heb wel een idee)
@4: dit artikel gaat precies over dat aspect van de energietransitie dat wel degelijk vergelijkbaar is met de afbraak/nieuwbouwplannen uit de jaren zeventig. Dat betreft de noodzaak draagvlak onder bewoners te vinden als je ingrijpende verbouwingen wilt realiseren. Helaas is de neiging tot tekentafelplanning nog steeds dominant.
Hier een mooi artikel over twee proeftuinen in ‘iedereen moet van het gas af’:
https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/help-hoera-de-wijk-moet-van-het-gas-af/
Dit illustreert het belang van samenwerken met bewoners heel duidelijk.
@5:
.Uiteindelijk moet iedereen om, inclusief de huishoudens. Dus iedereen moet een inspanning leveren.
Juist omdat het een enorme en gevarieerde klus is alle huizen van het gas af te krijgen, is het belangrijk snel te beginnen. Bovendien zjin oplossingen voor woningen soms ook toepasbaar op bedrijfs- en overheidsgebouwen, en vice versa. Het is niet of/of, maar en/en.
“En kijk eens hoe die binnenstedelijke gebieden er nu bij liggen!”
De gebieden die in de jaren 70-80 vernieuwd zijn, zijn nu de meest troosteloze en sfeerloze die er zijn. Voordat ze dat soort rigoureuze plannen door mijn strot denken te kunnen duwen gaan ik eerst wel een stevig robbertje met de gemeente vechten in de rechtbank.
Daarnaast waren dat relatief kleine gebieden met vaak weinig weerbare bewoners die zich vrij makkelijk lieten intimideren en waar je bovendien een zak geld tegenaan kon gooien. We praten nu over 98 procent van alle huizen in Nederland, je kan simpelweg niet voor al die huizen tienduizenden Euro’s subsidie per huis er tegenaan smijten zoals nu in de proefwijken. Nog kan je een hele bevolking dwingen tienduizenden Euro’s in zijn eigen huis te investeren, voor zover ze dat al kunnen betalen. We leven hier nu eenmaal niet in China waar je het leger in kan zetten, maar in een democratisch land met mondige burgers.
Hou er dus maar rekening mee dat dit plan gaat mislukken en verzin alvast wat beters.
@8: De overheid heeft niet het leger nodig om de gaskraan (op wijknivo of nationaal nivo) dicht te draaien.
Tussen haakjes, weet u al het verschill tussen “noch” en “nog”?
Gebruik anders gewoon “ook niet”.
“We” staan helemaal niet voor een opgave maar worden geconfronteerd met overheidsbeleid dat noch nuttig, noch noodzakelijk is. De werkelijke opgave is die Haagse kleptocraten bij de volgende verkiezingen uit het pluche te krijgen.