RECENSIE - ‘We moeten weer oorlogen winnen.’ Met deze uitspraak raakte Donald Trump bij zijn electoraat ongetwijfeld een gevoelige snaar. Zijn suggestie dat Amerika de laatste tijd alleen maar oorlogen verliest, raakt aan de diep gewortelde angst dat de American Century ten einde is, en dat de Verenigde Staten de weg zal gaan van alle eerdere wereldrijken, richting vernedering en vergetelheid.
Die angst heerst al geruime tijd, eigenlijk sinds de Vietnamoorlog, de oorlog die aantoonde dat de supermacht niet oppermachtig was. Sinds de Tweede Wereldoorlog beschouwde de Verenigde Staten zichzelf als de politieagent van de wereld en gold het Amerikaanse leger als het arsenaal van de democratie. De Vietnamoorlog verstoorde deze illusie en veroorzaakte een diep trauma. Zo’n twintig jaar later bood de (uitgelokte) Irakoorlog een ideale kans om die smet te verwijderen en de Tweede Wereldoorlog (en dan vooral de morele rol van de Verenigde Staten daarin) nog eens na te spelen. Het zou weer een ‘goede’ oorlog worden, ter verbreiding van vrijheid en democratie, maar dan versie 2.0: uitgevoerd met zo min mogelijk manschappen en met zo veel mogelijk technologie.
De Verenigde Staten vielen Irak binnen nog voordat de operaties in Afghanistan (tegen de Taliban en Osama bin Laden) waren afgerond. Beide oorlogen draaiden uit een slepend conflict waaraan geen eer te behalen viel. En zo keerde het Vietnamgevoel toch terug. En weer is er dat verlangen om dat gevoel te bestrijden door middel van een nieuwe oorlog, opnieuw volgens het inmiddels zeventig jaar oude scenario.
Trumps uitspraak laat nog iets anders zien. Oorlog, en dan vooral succesvol oorlog voeren, is inmiddels dé graadmeter geworden voor nationale vitaliteit. De Verenigde Staten zijn er pas weer bovenop als ze kunnen laten zien dat ze oorlogen kunnen winnen. Oude graadmeters, zoals culturele hegemonie of het succesvol uitdragen van de westerse democratie, zijn hiermee naar de achtergrond gedrongen.
Die nadruk op oorlog is ook te merken in de boekhandel. Naast de boeken over de toekomstige rol van de Verenigde Staten, vol wijze raad over hoe het verval gekeerd kan worden, verrijzen er al jaren regelmatig stapels van vuistdikke boeken gewijd aan het fenomeen ‘oorlog’, waarin met een overvloed aan historische informatie en quasi-causale redeneringen duidelijk wordt gemaakt dat oorlogen onvermijdelijk zijn, dat ze onderdeel uitmaken van de menselijke natuur, of zelfs dat oorlogen heel nuttig zijn.
Tot de eerste categorie (‘onvermijdelijk’) behoren boeken als War in Human Civilization (2008) van Azar Gat, en Cultures of War (2008) van Martin van Creveld. Laatstgenoemde auteur verzet zich tegen de neiging om oorlog af te doen als iets smerigs, of iets uit het verleden. Oorlogen horen erbij en het is onverstandig om de ‘oorlogscultuur’ (van gedenken tot bewapenen) te verwaarlozen. (in zijn conclusie, p. 517):
Als er oorlog gevoerd moet worden, en zeker als men dat succesvol wil doen, dient de oorlogscultuur in stand gehouden te worden.
Daarnaast zij er auteurs die blijven volhouden dat de mens vredelievend is en dat oorlog vermeden kan worden, zoals Steven Pinker met zijn Better Angels of our Nature‘uit 2011 en John Horgan met The End of War in 2012. Maar dergelijke ‘softe’ werken werden weer gevolgd door ‘realistische’ werken zoals van Creveld, of zelfs boeken als War! (what is it good for?) van Ian Morris (2014).
Morris, hoogleraar in Stanford en eerder al auteur van Why the West rules – for now, beweert in War! dat oorlogen de motor zijn achter de vooruitgang van de beschaving: ‘over de lange termijn heeft oorlog ons meer rijkdom en veiligheid gebracht.’ Dit boek eindigt, hoe kan het ook anders, met een hoofdstuk getiteld: ‘Laatste hoop voor de wereld: Het Amerikaanse wereldrijk, 1989 – ?’
Inmiddels is er weer een nieuwe stapel in de boekhandel verrezen, van Walter Scheidels The Great Leveler. Opnieuw een veel te dikke dikke (ruim 500 pagina’s) ‘wereldgeschiedenis van de oorlog’ met als voornaamste conclusie dat rampen, en dan met name oorlogen, heel nuttig zijn want ze zorgen voor gelijkheid. Alle samenlevingen, zo constateert Scheidel (en hij levert in het boek de cijfers die hij daarvoor nodig heeft), neigen naar toenemende ongelijkheid. De rijken worden steeds rijker, de armen steeds armer. Mocht u dat ongewenst vinden – welnu, de enige kracht die dit proces kan keren (of beter, die de samenleving verwoest en een meer egalitaire kan doen ontstaan) is een grote ramp zoals de Pest of de een oorlog. (Scheidel gebruikt daarbij het beeld van de vier Apocalyptische Ruiters, wat het momenteel goed doet in de Verenigde Staten.)
The Great Leveler is geen pleidooi voor oorlog, maar wel het zoveelste pleidooi om oorlog te beschouwen als een ‘natuurlijk’, onvermijdelijk en zelfs ‘goed’ onderdeel van de menselijke geschiedenis. Zonder grote oorlogen, zo suggereert Scheidel, (want op grote, verwoestende epidemieën hoeven we niet meer op te rekenen), groeien we met z’n allen naar een volstrekt onaanvaardbare maatschappelijke situatie waarin, om maar een voorbeeld te geven, de acht rijkste mensen net zo veel bezitten als de arme helft van de wereldbevolking. In die toestand verkeren we nu. En alleen een grote oorlog kan uitkomst bieden.
Een dergelijk ‘realisme’ maakt gemakkelijk indruk. NRC Handelsblad besteedde op 6 mei niet minder dan drie volle pagina’s aan dit boek, zij het wel met kritische commentaar van Nederlandse historici. Want er valt wel wat af te dingen op Scheidels ijzeren schema.
Maar interessanter dan het academisch gezaag aan zijn stoelpoten is het achterliggende fenomeen, het ook door hem uitgedragen geloof in de onvermijdelijkheid van oorlog en geweld, en de naïviteit van zoiets als ‘wereldvrede’. De opvatting dat oorlog een natuurlijke staat van de mens, werd in vroeger dagen eigenlijk alleen uitgedragen door het fascisme en nationaalsocialisme. Waarbij zij de strijd om het bestaan van volkeren (of rassen) ook nog op Nietzschiaanse wijze verheerlijkten.
Het is merkwaardig dat dit ‘oorlog is goed’ tegenwoordig ook in academische kring weerklank vindt. Maar ja, dat komt ervan, wanneer het vermogen om oorlogen te winnen naar voren wordt geschoven als een objectieve graadmeter voor de vitaliteit van een volk, natie of beschaving. Een dergelijke visie leidt tot het bewust opzoeken, creëren van een oorlog die die vitaliteit zal bewijzen.
Walter Scheidel, The Great Leveler, Princeton University Press, 30 euro.
Reacties (14)
Hoeveel van die ‘acht rijkste mensen’ hebben hun rijkdom (al dan niet indirect) in de oorlogsindustrie verworven?
Het is gemakkelijk een academische discussie te voeren over oorlogen als je er zelf nog nooit een hebt meegemaakt.
@2: In dat geval vertrouw ik graag op de autoriteit van Harry Patch: ”It’s not worth it.”
En dichter bij huis ken ik ook voorbeelden die die stelling onderbouwen.
“The Great Leveler is geen pleidooi voor oorlog, maar wel het zoveelste pleidooi om oorlog te beschouwen als een ‘natuurlijk’, onvermijdelijk en zelfs ‘goed’ onderdeel van de menselijke geschiedenis. Zonder grote oorlogen, zo suggereert Scheidel, (want op grote, verwoestende epidemieën hoeven we niet meer op te rekenen), groeien we met z’n allen naar een volstrekt onaanvaardbare maatschappelijke situatie waarin, om maar een voorbeeld te geven, de acht rijkste mensen net zo veel bezitten als de arme helft van de wereldbevolking. In die toestand verkeren we nu. En alleen een grote oorlog kan uitkomst bieden.”
Gewoon weg schandalig en crimineel vind ik zo’n uitspraak. Als de oorlogen van het verleden ons iets leren, is dat de rijkeren van deze aarde er echt niet armer door worden.
En als je in staat bent te herkennen dat een oorlog blijkbaar voor een focus in de maatschappelijke ontwikkeling kan zorgen. Zodanig dat de samenleving er op vooruitgaat. Dan moet je die focus op vooruitgang ook kunnen bewerkstelligen zonder oorlog.
En overigens: de uitspraak dat we niet meer op grote epidemieen hoeven te rekenen diskwalificeerd de auteur. Dat risico ligt namelijk op de loer en is reeel
@4: Schrijf een open sollicitatie naar Stanford!
Eh. Zou het niet kunnen dat het boek meer een (verkapt) pleidooi is tegen economische ongelijkheid (omdat dit tot geweld leidt) in plaats van een pleidooi vóór geweld (omdat dit tot meer gelijkheid zou leiden)?
Dat zou immers (a) meer in de huidige mode passen, (b) logischer zijn van een auteur die zich een bewonderaar van Piketty’s werk verklaart, en (c) een betere verklaring zijn van hoe Stanford het werk zelf omschrijft en naar buiten brengt:
http://news.stanford.edu/2017/01/24/stanford-historian-uncovers-grim-correlation-violence-inequality-millennia/
@4
Behalve dat dat niet zo is. Piketty had er zelfs een punt van gemaakt (geloof ik) dat de na-oorlogse dalende ongelijkheid ongezien was: veelal volgde zo’n herverdeling namelijk op een oorlog, grote ziekte, of gigantische inflatie. Nu wil ik niet zeggen dat dat effect één-op-één is (of dat Piketty dat beweert), maar denk er maar eens over na: oorlog is in principe een vorm van kapitaalvernieting, en wie bezit het meeste kapitaal? Juist de rijken.
Nu kan het zo zijn dat de ongelijkheid hetzelfde blijft, maar dan moet er een evenredig deel arme mensen in de oorlog omkomen. Het is mogelijk dat een land in een oorlog 1% van zijn bevolking verliest, maar om de ‘schade’ beperkt te houden tot 1% verlies van kapitaal is erg knap. Irak is nu waarschijnlijk een minder ongelijk land dan ten tijde van Saddam Hoessein. Of dat iets positiefs is, is een andere zaak. Dit geldt natuurlijk een stuk minder bij een ‘geregisseerde’ oorlog, zoals we die wel meer in de afgelopen vijftig jaar hebben gezien.
Bij een grote ziekte is het idee volgens mij dat ziekte iedereen gelijk treft, dat meer vermogen niet betekent dat je meer overlevingskansen hebt. Dat was niet zo bij de Pest, maar je zou kunnen zeggen dat dat tegenwoordig anders is.
(Hoge) inflatie straft stilzittend kapitaal af. Haast geen inflatie was de realiteit van de 19e eeuw (en daarvoor), waardoor de rijken er geen behoefte aan hadden om hun geld te verschuiven. Die gedachte bleef de norm na de Eerste Wereldoorlog, waardoor vooral rijken veel meer hun kapitaal zagen verdampen, omdat ze het niet investeerden. Tegenwoordig zijn mensen zich veel meer bewust van inflatie, en zullen ze dat ook incalculeren, waardoor het nivellerende effect van inflatie een stuk minder wordt.
Meneer Scheidel vergeet de vijfde ruiter: Opstand.
Dat is namelijk geen Oorlog. Maar als die 8 rijkste mensen maar door blijven gaan dan komen de armen het op den duur halen. Oorlog is meer een afleiding van de rijken zodat deze armen elkaar in elkaar blijven meppen. Is namelijk vaak genoeg in onze geschiedenis gebeurt, van boeren opstanden tot Rome dat in brand stond.
Maar ja kennelijk zijn we allemaal Chimpansees en kunnen we niet gewoon hervormen of gewoon die 8 rijken even aanpakken zonder geweld. Die gedachte bestaat gewoon niet natuurlijk.
@7: Toch valt die verdeling van oorlogsschade te relativeren. Een arme die 10% kwijt raakt, zal meteen honger lijden, die acht rijksten zitten er zelfs met 90% vermogensverlies nog steeds comfortabel bij. En vlak niet uit dat die ook de middelen en de contacten hebben om hun zaak sneller te herstellen.
@7: “Het is mogelijk dat een land in een oorlog 1% van zijn bevolking verliest”
Dat is een optimistisch scenario. Een echt disruptieve oorlog (nodig om ook rijken van hun kapitaal te kunnen ontdoen) leidt vaker tot grotere verliezen. Bovendien is het kapitaalverlies van een land een vertekenende maat; Als het echt gevaarlijk wordt, zul je zien dat de kapitaalkrachtigen (met zoveel mogelijk van hun kapitaal) het land ontvluchten. Het land nivelleert daardoor, maar de ongelijkheid tussen de individuen die er voor de oorlog woonden neemt niet evenredig af.
@10
Naar aanleiding van je reactie ben ik nog even op zoek gegaan. 1% is misschien wat aan de optimistische kant, maar wel reëel. Ik heb de gegevens van de Tweede Wereldoorlog er even bij gepakt. Daar zitten uitschieters tussen van boven de 10% (Litouwen, Polen, Letland), maar ook lagere cijfers. Italië, dat toch zeker een verliezer moet zijn, raakte 1.06% van de bevolking kwijt. België 1.05%, het VK 0.94%. Ik wou vooral zeggen: het is haalbaar (gemiddeld over de deelnemende landen was het 3% tot 3.7%).
Naar aanleiding van deze cijfers wou ik kijken of er ook gegevens bestonden over hoeveel kapitaal er vernietigd wordt tijdens een oorlog. Ik had niet zo heel veel succes. Deze pdf heeft het over een vernietiging van 6.5% tot 50% in naoorlogs Duitsland, afhankelijk naar welke (industrie)sector je kijkt. (De auteur merkt daarbij het volgende op met betrekking tot industriële vaste activa: “‘The Allies did not attempt to destroy the German economy as a whole. The bombing offensive sought rather to stop it from operating by damaging key points.”)
Een andere bron geeft enkele gegevens over ‘Sherman’s March’ in de Amerikaanse Burgeroorlog. De enige absolute verwijzing naar verlies van kapitaal gaat over vee: het verlies in waarde bedroeg 14%-21% tussen 1860 en 1870. Andere verwijzingen zijn relatief: de ‘march-counties’ bleven in verbeterd land 15% achter op ‘non-march-counties’. Maar het is onduidelijk hoeveel ‘non-march-counties’ leden. Overigens geeft dat artikel ook een tegenvoorbeeld hoe oorlog ongelijkheid in de hand werkt: de kleine boeren gingen als eerste kopje onder, waarna grote plantage-eigenaren de grond opkochten.
Dat is dan wel waar, maar grond, huizen, fabrieken en grote machines kun je niet meenemen. Ik vermoed dat het grootste deel van het geld daarin zat, en niet in aandelen, obligaties, baren goud, juwelen en kunstwerken, die iets makkelijker zijn mee te nemen.
Overigens bedoel ik met vernietiging van kapitaal echt (gedeeltelijke) vernietiging van kapitaal, niet de alternatieve kosten om zwaarden te maken in plaats van ploegscharen. Maar volgens mij was dat jou wel duidelijk.
Vraag aan jou: wat bedoel je met een ‘disruptieve’ oorlog, wanneer is een oorlog disruptief?
@11: Als hij in staat is om de kapitaalkrachtige elite grotendeels te ontwrichten (wisseling van de wacht). Let wel, zelfs WO2 slaagde daar niet echt in als je bv. naar Duitsland kijkt. Irak is een beter voorbeeld (omdat door decennia aan nepotisme inmiddels politieke en economische elite grotendeels samenvielen, in de familie en clan van Hoessein, die nogal van de Amerikaanse inval heeft geleden).
Ja leuk en aardig die cijfers, maar de dood van paupers maakt de lagere klasse natuurlijk niet armer, maar (gemiddeld) juist rijker (hun rijkdom wordt geconcentreerd, ipv het kleine boerderijtje onder 3 zonen te verdelen krijgt 1 zoon het), en bovendien maakt het arbeid schaarser en dus meer waard. En dan moet er ook nog opnieuw opgebouwd worden dus nog meer vraag naar arbeid.
Dus beide mechanismes werken hand in hand en maken allebei het verschil tussen arm en rijk kleiner (al hoop ik dat er betere methodes zijn om dat te bewerkstelligen)
@13
Belastingen