Voortgezet onderwijs: te veel, onnuttig en achterhaald
COLUMN - Meermalen klinkt de laatste tijd de roep om onze toetsneiging in het onderwijs wat meer in te dammen. Niet alleen vanwege corona, maar ook omdat het inzicht dat al dit toetsen geeft beperkt is. Die oproep is terecht, maar onvolledig.
Hoewel inderdaad doorgeslagen, is met toetsen an sich niet zo veel mis. Meten is weten en toetsen geeft inzicht, zelfs al is het niet zaligmakend. Mij lijkt het daarom zinniger om niet zozeer te kijken naar hoe vaak we de stof toetsen, maar vooral wat de stof zelf is die er getoetst wordt. Daarbij focus ik op het VWO. Om de simpele reden dat ik daar het meest inzicht in heb. Zelf heb ik VWO gedaan, en nu heb ik een zoon in de VWO-eindexamenklas. In tijden van corona, waarin het onderwijs aan eindexamenkandidaten noodgedwongen tekort schiet, is het bij uitstek zaak te focussen op kernvaardigheden, en om nutteloze ballast uit het curriculum te schrappen.
Nutteloze bagage
Want het curriculum bevat nogal veel elementen waarvan je je af kunt vragen in hoeverre dat bijdraagt aan nuttige bagage op het carrièrepad van de examenkandidaat. Van sommige elementen is het nut zo ver te zoeken, dat je de indruk krijgt dat het in het curriculum geplaatst is enkel om te toetsen of een leerling snugger genoeg is om door te stromen naar het volgende toetsingsniveau, met als ultieme doel aan het eind van de rit een papiertje als “bewijs van snuggerheid”. De landelijke invoering van het fenomeen toetsweken versterkt deze indruk, want daardoor gaan leerlingen vooral leren voor de toetsen, en niet om kennis op te doen. Daarnaast is het curriculum zo overduidelijk opgesteld door alpha’s dat je je afvraagt of de afkorting VWO nog enige betekenis heeft.