COLUMN - Het Dirkwouds Vocaal Ensemble Clara Kwaaer was aan het repeteren voor een optreden in de St. Clarakerk. Er staan enkele werken van Johannes Ockeghem op het programma. ‘Polyfonie vereist wel de nodige oefening’, legde de dirigent Jan Blijsters, in het dagelijks leven verkoopt hij verzekeringen bij Dies Irea, aan de Oosterzij, uit, ‘we doen enkele missen en motetten, in verschillende modi en in canon natuurlijk. Johannes Ockeghem was niet niks, beheerste meesterlijk de techniek van canon. In zijn vierstemmige Missa prolationum, exploiteert hij dat volledig. De meeste bewegingen bevatten een dubbele proportiecanon: hierin zingt de ene stem in een trager metrum dan de andere, zodat de melodie geleidelijk wordt uitgetrokken. In zijn mis gebruikt Ockeghem op die manier simultaan de vier in die tijd bestaande maatsoorten. Maar als u ons nu wilt excuseren, we gaan nu weer verder met het repeteren.’
Op het zelfde moment klinkt er vanachter uit de kerk een stem: ‘Op de herhaling komt het aan, godverdomme, de eeuwig terugkerende repetitie waarin wij niets meer dan ’s Heerens pionnen zijn.’ Het was de stem van de even godvrezende als godslasterende pastoor Engelbertus de Zeeuw. ‘Altijd en eeuwig de eeuwige herhaling. Zodat wij weten wat komen gaat. Dat wij een houvast hebben, een lichtpuntje aan onze donkere horizon. Kerst hebben wij gehad, nu koersen wij op Goede Vrijdag en Pasen. En dan wordt er hier gezongen. Dus. Verlaat u alstublieft mijn kerk, nu. Hier wordt nu gerepeteerd.’
‘Op de herhaling komt het aan’. Dat was het thema dat de VVV van Dirkswoud bedacht had en waar het dorp mee aan de slag was gegaan. In café Amperzat was uitbater Menno Cremer, net in gesprek met taxidermist Johannes Roeleveld. ‘En dan lijkt mij het wel mooi als ze hier links en rechts naast de haard staan, met opgetrokken bovenlip, zodat hun tanden goed te zien zijn.’ Het gesprek stokte bij mijn intrede in het etablissement. Waar ging dit over? Menno Cremer schutterde wat, keek naar beneden en zei toen: ‘Ach, wat kan het mij ook verschelen: Johannes gaat Romulus en Remus opzetten en dan kunnen ze hier hun bestaan in een nieuwe vorm voortzetten.’
Voor de lezers die niet uit Dirkswoud komen: Romulus en Remus was het wolvenkoppel dat sinds de herfst domicilie gekozen had in het Dirkswoud en voor nogal wat ophef had gezorgd, niet in het minst door het doodbijten van tientallen schapen, het bijten van een pony en het brutaalweg sjokken langs de Noorder- en de Oostervaart bij daglicht.
Menno Cremer legt uit: ‘Johannes trof ze allebei aan terwijl ze net dood waren, ja allebei tegelijkertijd. Toevallig? Ik weet niet zoveel van wolven. De doodsoorzaak is onduidelijk gebleven, omdat de Landrover van de veearts toevallig ineens net dat weekend met twee lekke banden stond, kon zij niets constateren. Ja, wat doe je daaraan. GroenLinks en D66 kunnen dan wel gaan janken over dit voorval, maar wonen zij in het buitengebied? Ik dacht het niet. Dus nu blijft dit wolvenkoppel toch behouden voor Dirkswoud, als een geschiedeniskiekje. En je kunt dan ook op ze zitten, met een drankje, leuk toch? Herhaling is prima, maar wij doen het hier op onze eigen manier.’
***
Ben Hoogeboom schreef voor Sargasso, nurksmagazine en voor zichzelf. Hij had het dorp Dirkswoud bedacht. Hij had de geschiedenis van Dirkswoud bedacht, hij had het dorp een stratenplan gegegeven, een pastoor, markante middenstanders, een voetbalclub – wat je maar kon bedenken. En dat alles in een jaloersmakende, puntgave stijl. En ik hield zo van dat dorp. Van de Noordzijde, de Fourniturenzaak van Nellie Daas. En ik kon er slecht tegen dat met Ben ook Dirkswoud zou verdwijnen. Dus af en toe dwaal ik nog even langs de Noordzijde, de Zuidzijde en breng een bezoek aan de St. Clara Kerk.