ANALYSE - De input van het publiek bij zoekacties van de autoriteiten kan veel opleveren, maar het gevaar van digitale klopjachten ligt op de loer, zegt Quirine Eijkman.
Het komt de laatste tijd steeds vaker in het nieuws dat burgers gevraagd en ongevraagd de autoriteiten digitaal assisteren bij het beschermen van de nationale veiligheid. Onder andere na de bomaanslagen tijdens de Boston Marathon werd door de FBI aan omstanders gevraagd filmpjes te uploaden. Op populaire interactieve fora, waaronder Reddit,werd een onlineklopjacht ontketend. Ook in Nederland, waar de Commissie Project X Haren recent concludeerde dat de overheid meer gebruik zou moeten maken van de sociale media-expertise van jongeren en waar de website doodsbedreiging.nl (@doodsbedreiging op Twitter) ‘dreigtweets’ door middel van wederpublicatie monitort, worden digitale klopjachten ontketend.
In Boston was er een reële kans dat er nog een aanslag zou plaatsvinden. Op zich rechtvaardigde dat een stevige reactie van de autoriteiten, al dan niet geholpen door het publiek. Toch kent het fenomeen van de digitale klopjacht ook neveneffecten, die op gespannen voet staan met grondrechten zoals het recht op een eerlijk proces of een privéleven.Wat gebeurt er bijvoorbeeld als onschuldigen digitaal als terrorist worden gelabeld? Bestaat er een recht op vergetelheid? Natuurlijk is publieke assistentie in zaken van nationale veiligheid van belang. Na een terroristische aanslag moeten de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de politie vaak naar een speld in een hooiberg zoeken en tegelijkertijd op nieuwe dreigingen anticiperen.
Maar een neveneffect van deze ontwikkeling is dat publieke verdachtmakingen in cyberspace onbeheersbaar worden. Aangezien de media, burgerjournalisten, geïnteresseerden en betrokkenen veelal via de sociale media communiceren, is er een risico dat digitale klopjachten worden ontketend, met grote gevolgen voor betrokkenen. Online verdachtmakingen worden immers in digitale archieven vereeuwigd. Daarbij is het zeer de vraag of personen die in verband worden gebracht met terrorisme ooit nog van hun digitale brandmerk afkomen.
De vermiste Indiase-Amerikaanse filosofiestudent Sunil Tripathi zal bijvoorbeeld tot het einde der dagen worden geassocieerd met de Marathon-bomaanslagen. Alleen omdat een aantal dagen na de aanslag, op 19 april 2013, online druk werd gespeculeerd dat hij ‘verdachte #2’ zou zijn. Een paar uur later bleek niets minder waar te zijn. Maar tegen die tijd waren zijn naam en foto al talloze malen geforward en geretweet. Later bood de algemene manager van Reddit, dat een grote rol in deze verdachtmaking had gespeeld, zijn excuses aan de familie Tripathi aan (het levenloze lichaam van Sunil Tripathi is op 25 april 2013 aangetroffen). Toch vallen dit soort excuses in het niet bij de gevolgen voor de betrokkenen. Online klopjachten met het labelen van personen als potentiële verdachten kunnen ertoe leiden dat mensen voor eeuwig met terrorisme worden geassocieerd. Een reden hiervoor is dat vandaag de dag inlichtingen veelal worden verzameld door private partijen op basis van informatietechnologie en – digitale – openbare bronnen (‘open source intelligence’). Hierdoor kan er lastiger rekenschap worden gegeven over de betrouwbaarheid van de bron die ten grondslag ligt aan individuele dreigingsanalyses.
Daarnaast is het, vanwege het toenemende belang dat de politie en inlichtingen- en veiligheidsdiensten aan internationale cybersamenwerking hechten, maar de vraag of de betrokkenen een recht van correctie kunnen afdwingen. Hoe kom je er ooit achter welke dienst in welk land informatie over iemands veronderstelde betrokkenenheid bij terrorisme heeft gedeeld? Paradoxaal genoeg is online gaan of de media te woord staan vaak één van de weinige dingen die betrokkenen zelf kunnen ondernemen om hun naam te zuiveren. De familie Tripathi gaf onder andere een persverklaring. Op deze manier werd tegengas gegeven aan degenen die de digitale klopjacht op de Bostonverdachten voortzetten op de Facebookpagina over de vermissing van de filosofiestudent.
In het publieke domein van cyberspace lijken nationale veiligheidsrisico’s bij het grotere publiek en politici veel te legitimeren. Het argument dat de nationale veiligheid in het geding is, overtuigt velen van de noodzaak van de digitale klopjacht. Toch is het de vraag of de neveneffecten voldoende aandacht genereren van de autoriteiten en private actoren zoals de media, burgerjournalisten of betrokkenen. Enerzijds zal digitale interactie in het belang van de nationale veiligheid de komende jaren alleen maar toenemen. Anderzijds is er ook een verantwoordelijkheid bij de Staat voor de neveneffecten voor de betrokkenen (inclusief mogelijke verdachten). Immers: wie anders dan de Staat en op termijn de wetgever heeft de macht om een digitaal brandmerk ongedaan te maken? Autoriteiten zouden proactief online kunnen communiceren dat de betrokkenen geen (of niet meer) een dreiging voor de nationale veiligheid vormen.
Quirine Eijkman is senior-onderzoeker Veiligheid en de Rechtsstaat bij het Centrum voor Terrorisme en Contraterrorisme (CTC) van de Faculteit Campus Den Haag, Universiteit Leiden. Dit stuk is eerder in Mediaforum, Vol.25 mei 2013 verschenen.
Reacties (9)
Als het werkelijk een probleem is zou je met meer en betere voorbeelden aan kunnen komen zetten. Zo is het Tripathi-voorbeeld zwak omdat de man al dood was toen hij werd belasterd; hij had er zelf nooit last van. En het is maar de vraag of de familie eigenaar is van zijn digitale gegevens. Toch gaan drie van je zes alinea’s over dit voorbeeld.
Nationale veiligheid is het meest rekbare (en lege) begrip dat ik ken.
Wat gebeurt er bijvoorbeeld wanneer onschuldigen digitaal als terrorist worden gelabeld?
FTFY
Niet doen alsof het een hypothetische vraag is. Na Boston zijn ettelijke onschuldigen digitaal als terrorist gelabeld.
Verder: “Het argument dat de nationale veiligheid in het geding is, overtuigt velen van de noodzaak van de digitale klopjacht.”
Ik denk dat dat argument nauwelijks een rol speelt. Miljoenen lopen zich een beetje te vervelen en zijn zich maar al te bewust van de zinloosheid van hun bestaan. Door online detective te spelen hopen ze op hun 15 minuten faam. En dat terwijl het maar erg twijfelachtig is of hun bijdrage onderzoek ook maar een stap vooruit helpt. De vele miljoenen amateurs creëren uiteindelijk net zovele dwaalsporen, die (als autoriteiten ze ten minste na hebben gelopen) meer tijd vergen dan de enkele toevallige goede link ertussen oplevert.
” Anderzijds is er ook een verantwoordelijkheid bij de Staat voor de neveneffecten voor de betrokkenen (inclusief mogelijke verdachten). Immers: wie anders dan de Staat en op termijn de wetgever heeft de macht om een digitaal brandmerk ongedaan te maken?”
*LOL* dat klinkt behoorlijk naief. zoiets zou een techie nooit uit zijn of haar bek krijgen, beter wetende.
raar volk, die juristen.
@3: aan de andere kant is er het voorbeeld van de “kopschoppers” te Eindhoven die door “de crowd” werden gevonden.
@5: Ook daarbij werden mensen in beeld gebracht die geen kopschopper bleken te zijn.
@6: o ja, da’s waar.
Nationale veiligheid is een ding, maar het moet niet al te zot worden en beetje leuk blijven voor de “normale”burger.
Sommige landen beginnen er langzamerhand een nieuwe Reichssicherheitsdienst van te maken.
Quirine Eijkman is senior-onderzoeker Veiligheid en de Rechtsstaat bij het Centrum voor Terrorisme en Contraterrorisme (CTC) van de Faculteit Campus Den Haag, Universiteit Leiden.
Hoe ‘wetenschappers’ zich lenen voor propaganda.
Niets bijzonders, overigens.
Lees Edward W. Said, ‘Orientalism, Western conceptions of the Orient’, 1978, 1991, London.
Said werd ergens rond 1930 geboren in Palestina, ging naar de VS, en werd hoogleraar.
Zo ervoer hij hoe ‘wetenschap’ handlanger was van het imperialisme.