Een tijdje geleden stelde VVD-fractievoorzitter Stef Blok het aantal Kamervragen aan de orde. Hij vond dat het allemaal wel een beetje minder kon met de vragen waarmee de Tweede Kamer het ambtelijk apparaat belast. Ook vond hij dat het aantal aangevraagde debatten wel wat naar beneden kon. Blok noemde het ‘een gezamenlijk probleem’ waar meer op gelet zou moeten worden.
Kwaliteit van Kamervragen
Jolande Sap was er als eerste bij om het idee te bekritiseren. Want het gaat toch niet om het aantal vragen, aldus Sap, maar om de transparantie, openheid en controle. Als de kwaliteit van de Kamervragen achteruit zou gaan, dat zou pas een probleem zijn, maar daar zei Blok niks over. Vervolgens probeerde Pechtold zijn gehoor wijs te maken dat de grondrechten van Kamerleden met het voorstel van Blok werden aangetast.
Maar niemand zei natuurlijk dat Kamerleden geen Kamervragen meer mogen stellen, alleen dat het misschien soms wat minder kan. Bijvoorbeeld niet meer over de lunch bij het ministerie van EL&I, over een probleem van een paar scholieren in Amsterdam, binnenlands beleid van Griekenland zonder gevolgen voor Nederland of kwesties waarbij de politiek nauwelijks kan sturen. Met die kwaliteit valt het vies tegen, had het antwoord aan Sap kunnen zijn.
Niveau valt tegen
Pechtold verweet Blok dat hij de suggestie wekte dat Kamerleden misbruik maken van hun recht op Kamervragen. Tja, wat is misbruik? Niemand legt Kamerleden een strobreed in de weg om overal vragen over te stellen. Formeel is dat geen misbruik, nee. Maar veel vragen zijn wel onzinnig. Bijvoorbeeld vragen naar informatie die online gewoon beschikbaar is of vragen naar natuurlijke verschijnselen zoals slangen die niet op commando vegetarisch worden. Misbruik is het niet, maar erg veel niveau hebben die vragen natuurlijk ook niet, had Blok kunnen zeggen.
Maar helaas was het maar een los ideetje van Blok. Ook komend parlementair jaar zullen we allerlei vragen zien over niks, die geen ander doel dienen dan het in de kijker spelen van het Kamerlid zelf. Wat kun je er dan wel aan doen? Je kunt er in ieder geval voor zorgen dat er minder Kamerleden komen, dan neemt het aantal vragen in ieder geval af in vergelijking met die van de 150 Kamerleden nu. Want een ding is zeker: het aantal vragen per Kamerlid groeit de komende jaren ongetwijfeld door. Beter dus om vijftig Kamerleden te schrappen.
Maar wij weten allemaal: om voorspelbare redenen haalt dit voorstel nooit een tweederde meerderheid.
Reacties (27)
Dit stuk gaat voorbij aan dat het een uitspraak was van de fractievoorzitter van de grootste partij, die hiermee de oppositie middelen uit handen wil slaan.
Minder kamerleden vergroot de afstand tussen burger en politiek, maakt het werk van de parlementariërs zwaarder en de controle op de regering moeilijker.
Dat er tegenwoordig meer onzin vragen gesteld worden, vind ik ook, maar dat is een gevolg van het toenemende populisme en onderdeel van de vrijheid van meningsuiting v2.0, waarin niet meer belangrijk is wat je inhoudelijk te zeggen hebt, als je maar zegt, wat je kiezers denken.
Wat een onzinnige redenering. Dus om een aantal onzinnige kamervragen moet ons belangrijkste democratische controle-orgaan worden uitgekleed? Dat is net zoiets als snelwegen afbreken, want minder snelwegen = minder file. Zelfde logica.
Minder kamerleden betekent: hogere kiesdrempel voor kleine partijen, minder specialisatie mogelijk en meer werkdruk voor kamerleden. Ofwel: de controle op onze regering vermindert. Erg kortzichtig en goddank haalt dit geen 2/3e meerderheid.
Daarnaast sluit ik me aan bij de eerste reactie.
Eens met @3. Nederland heeft al een relatief kleine volksvertegenwoordiging, en een verdere verkleining zal zorgen voor meer werkdruk, kamerleden die nog meer reageren op de waan van de dag (zelf geen tijd om ergens achteraan te gaan) en kamerleden die (nog) verder van het volk afstaan.
Ik ben overigens wel van mening dat kamervragen die gewoon simpel googlebaar zijn met een gele kaart mogen worden bestraft.
@5: Je zou ook kunnen afspreken dat Kamervragen naar openbare informatie worden doorverwezen naar die openbare informatie. Laat uw stagiaire het maar opzoeken telt dan als voldoende antwoord van de minister.
Ik ben het overigens volledig eens met #2 en #3 dat minder Kamerleden een ontwikkeling in de verkeerde richting is (gezien de stijging van het inwonertal sinds de laatste uitbreiding, wordt het eerder weer eens tijd voor een uitbreiding van het aantal zetels in beide Kamers).
Die oplossing is geen serieuze oplossing neem ik aan. ;-) De kwaliteit van de Kamerleden, daar moet eens naar gekeken worden. Oh wacht… daar zijn verkiezingen voor!
Geleuter over minder kamerleden om het aantal kamervragen te beperken lijkt mij plat populisme, en vooral heel erg dom. Ik denk ook niet dat je iets moet doen aan de mogelijkheid van kamerleden om kamervragen te stellen over elk mogelijk relevant onderwerp. Wel lijkt het mij dat je iets kan doen aan de antwoordplicht. Vragen die niet gaan over landelijk beleid zou een minister simpelweg niet moeten beantwoorden, maar doorverwijzen naar verantwoordelijke instanties – gemeentes, provincies etc etc. Vragen die niet gaan over de uitvoering van beleid of het ontwerp van nieuw beleid: idem. ‘U vraagt, wij draaien’ is een bestuurlijke last die onze nationale overheid niet moet willen dragen.
Interessant dat iedereen hier die Kamervragen kennelijk enorm belangrijk vindt. Duidelijk aan deze reacties is dat u geen zicht heeft op wat dit aan werk voor ambtenaren oplevert wat volstrekt onnodig is. Zie de laatste 23 afleveringen uit deze serie. Is dit de democratische controle waar we op zitten te wachten? Het is toch wat naief om de hoeveelheid Kamerleden gelijk te stellen aan goede controle.
@2 Zou u eens willen beargumenteren waarom al die onbekende Kamerleden die allemaal een ei moeten leggen de kloof met de burger verkleinen?
@3 U geeft wel een heel positief beeld van het werk in de Kamer. Veel Kamerleden hebben weinig te doen, want er zijn niet veel interessante portefeuilles waar echt nieuw beleid gemaakt wordt.
@8 U heeft gelijk, maar u weet ook dat dat niet goed op te lossen is met de huidige partijen met nauwelijks leden.
@6 / @9 Ik vind dit deels wel een oplossing, maar tegelijk is het dat ook niet. Want zoals u weet – en uit deze rubriek wel blijkt – : een gek kan meer vragen stellen dan tien wijzen kunnen beantwoorden. Er ontstaat dus slechts een strijd welke vragen wel en niet antwoord horen te krijgen. Dat lost het dus niet op.
Tja, die ‘googlebare’ vragen’. Het kan natuurlijk zijn dat de Kamerleden dat wel weten waar het antwoord te vinden is, maar er over twijfelen of een minister dat wel weet.
Verder: “Maar wij weten allemaal: om voorspelbare redenen haalt dit voorstel nooit een tweederde meerderheid”.
Er is maar 1 voorspelbare reden: als het kabinet het voorstel er heel snel doorkrijgt, dan zou het de zittingstermijn misschien niet halen, omdat er dan verplicht nieuwe verkiezingen moeten komen.
@Chris Vooraf: ik vind uit je reactie behoorlijk wat dedain spreken jegens de andere reageerders. Als je de discussie aan wil is dat prima, maar GRAAG op basis van gelijkwaardigheid. Mensen betichten van het ‘geen zicht hebben op’ en ze ‘naïef’ noemen lijken mij geen academische vormen van argumentatie, eerlijk gezegd.
Ter zake: Ja, een gek kán meer vragen stellen dan tien wijzen kunnen beantwoorden, maar een gek zal dat niet per definitie doen. De vraag is WAAROM die 150 gekken meer vragen stellen dan duizenden ambtenaren kunnen beantwoorden. Mijn indruk is dat ze dat doen a) omdat ze er media-aandacht mee genereren en b) omdat ze weten dat het ambtelijk apparaat verplicht is welke vraag dan ook te beantwoorden. Dus stelt u als kamerlid een vraag over de zieke appelboom van Boer Lutser uit Oost-Warmerdam naar aanleiding van een uitzending van Hart van Zuidgaastradeel, dan krijgt u aandacht en antwoord. Of de kamer nou 100 of 150 leden heeft, maakt daarbij niet uit: het basismechanisme werkt, en zal dus gebruikt worden. De vraag is ook of het aantal kamervragen proportioneel zal verminderen met het aantal kamerleden. Ik vermoed van niet: het aantal nieuwsberichten waarover je kamervragen kan stellen blijft immers gelijk. De facto betekent minder kamerleden in de praktijk wellicht iets minder kamervragen, maar wel een groter deel van de tijd van kamerleden dat op gaat aan dit soort gebeuzel. Dus: minder controle. Een kwantitatieve oplossing is geen oplossing, je moet het kwalitatief aanpakken – dat wil zeggen: het mechanisme ontmantelen.
Het mechanisme ontmantelen doe je door de beloning weg te nemen: als je geen antwoord meer krijgt, is het stellen van een kamervraag zinloos, en leidt het dus tot minder aandacht van de pers. Een simpele richtlijn kan volstaan, en in conflictgevallen beslist een kamercommissie die via meerderheid van stemmen het ambtelijk apparaat na geweigerd antwoord alsnog tot antwoorden kan dwingen. Zo blijft het primaat bij de kamer, maar heeft het ambtelijk apparaat meer armslag en hoeft het minder slaafs iedere stuiptrekking van het parlement te volgen.
Voor mijn gevoel is dit veel effectievere benadering dan botweg knippen in het aantal volksvertegenwoordigers. Want ik geloof namelijk allerminst dat het naïef is om te stellen dat meer volksvertegenwoordigers samen beter de regering kunnen controleren. En Nederland staat al onderaan, qua volksvertegenwoordigers per inwoner.
@Chris, ik ging er eerlijk gezegd echt vanuit dat je het niet serieus bedoelt. Wat Miko @12 zegt: het verminderen van het aantal Kamerleden is geen oplossing. Maar Miko’s oplossing – het beperken van het gebruik – lijkt mij ook niet geschikt: wie bepaalt welke vraag wel geschikt is? Hoe voorkom je dat de beperking die wordt opgelegd niet wordt misbruikt om onwelkome vragen tegen te houden? Moet de Kamer dit misschien zelf niet oplossen? Een taak voor de voorzitter misschien? Ik weet het niet, ik weet te weinig van de dagelijkse gang van zaken in de Kamer, maar misschien kan jij daar meer over zeggen. Het simpelweg verkleinen van het aantal leden lijkt me erg slecht, zoals Pedro @2 en Inkwith Barubador @3 ook beargumenteren.
En ook hier weer: als Kamerleden te weinig te doen hebben omdat ze hun werk niet interessant vinden, dan zegt dat meer over de Leden dan over het werk. Mijn baas heeft ook wel eens klusjes voor me die ik niet leuk vind. En, oh ja, wie is ook weer de opdrachtgever van die Kamerleden? Wacht ja, … de Kiezer.
Over het gebrek aan kandidaten: dit is wel heel merkwaardig. Wie wil er nou niet een mooie carrière in de politiek? Daar moeten toch op de een of ander manier mensen voor te vinden zijn.
@10:
Dat ei heeft er helemaal niks mee te maken. De kloof wordt gewoon kleiner omdat er meer kamerleden zijn. Simpele kansberekening: de kans dat je er 1 van de 150 kent is groter dan de kans dat je er 1 van de 100 kent.
Ik ben benieuwd naar je argumenten, waarom je denkt, dat de kamerleden verantwoordelijker worden en minder op zieltjes winnen gericht zijn, wanneer er minder kamerleden zijn. Gaan populistische kamerleden ineens veel meer achtergrondinformatie raadplegen, voordat ze kanmervragen stellen, als er minder kamerleden zijn, of zullen De Telegraaf en de lokale Azijnpisser c.s. een belangrijke inspiratiebron voor kamervragen blijven?
Verder ben ik van mening, dat als het simpelweg om het verminderen van kamervragen gaat, we net zo goed het aantal zittingsdagen van het parlement kunnen verminderen. Bij afschaffing van het parlement worden er zelfs helemaal geen domme vragen meer gesteld. Het nadeel is, dat er dan helemaal geen vragen meer gesteld worden.
@13 Oneens! De kamer kan zichzelf prima reguleren, en het is helemaal niet moeilijk een heldere grens te trekken, namelijk daar waar de bevoegdheid van de minister ophoudt. Het criterium moet formeel zijn, en niet inhoudelijk. Zolang uiteindelijk bij conflicten het primaat maar bij de kamer ligt, kan dit prima werken.
@12 Die woorden stonden daar met een reden, met name de woorden ‘geen zicht hebben op’. Dat geldt namelijk voor eigenlijk iedereen behalve de ambtenaren die die vragen beantwoorden. Dat heeft niets met dedain te maken, het geldt zelfs voor mezelf.
Ik weet niet of de beloning voor een Kamervraag een antwoord is. De beloning is journalistieke aandacht, maar ook die is vaak minimaal. Dat kan ook niet anders vanwege het grote aantal vragen. Dit suggereert dat Kamervragen stellen een raar mechanisme op zichzelf is geworden, zonder duidelijke reden. Als het gaat over zaken waar de regering niet over gaat, is er geen sprake van echte controle. Wat echt zou helpen – maar dat is een illusie – is dat journalisten Kamerleden met hun eigen overbodige vragen om de oren gaan slaan. De journalistiek is daar maar nauwelijks toe in staat, dus dat zal niet gebeuren.
Minder Kamerleden is geen raar idee. Het betekent meer bestuur op hoofdlijnen, dus minder overbodige vragen, minder bureaucratie, minder gehijg voor de camera, etc. Als je echt betere controle wilt, moet je Kamerleden meer budget geven voor meer medewerkers. Dat maakt het Kamerwerk dan wel duurder, maar dat zou je ervoor over moeten hebben, vind ik. Dus minder Kamerleden, en ze beter faciliteren.
@13 Ik begrijp die verbazing ook wel, maar het blijft een feit dat weinig mensen te porren zijn voor het Kamerlidmaatschap. Deze impopulariteit heeft natuurlijk veel te maken met het feit dat Kamerleden gerecruteerd worden uit 2.6% van de bevolking en dat partijen aan de kandidaten ook redelijkerwijs enkele eisen willen stellen.
@14 Mijn redenering is andersom. Het is makkelijker bekend worden als Kamerlid als je een kleinere groep hebt. Zij kunnen hun werk met minder mensen ook makkelijk doen. Ik ben overigens ook voor minder zittingsdagen.
Wel is het belangrijk dat ze beter gefaciliteerd worden en bv. meer medewerkers kunnen aanstellen, etc. Daar ligt nu wel vaak een probleem. Zie @16.
@16: met het argument over de journalisten, die hun werk niet goed doen, ben ik het eens, maar ook de journalisten moeten hun werk verkopen, en Lingo trekt nu eenmaal meer publiek dan Zembla.
Ik geloof er niks van. De kamerleden, die er met 150 man niet in slagen hoofd en bijzaken van elkaar te onderscheiden, lukt dat met 100 man wel? De reden, dat er veel overbodige vragen worden gesteld, is dat er stemmen te winnen zijn, en dat feit blijft ook met 100 man in de kamer overeind.
De bureaucratie in directe dienst van de kamer neemt af, maar de invloed van de bureaucraten op het beleid neemt toe, tenzij de 100 kamerleden gezamenlijk kwalitatief beter zijn dan de 150.
Het gehijg voor de camera´s wordt niet veroorzaakt door de kamerleden, maar door de camera´s.
@17: plus het feit, dat kamerleden altijd als kop van jut gebruikt worden. Gaat het goed met Nederland, dan hebben we dat aan ons eigen werk en inzet te danken. Gaat het slecht met Nederland (of als we dat vinden) dan is het nooit onze eigen schuld, maar van ‘de politiek’.
@18: ik betwijfel of ze hun werk met minder mensen nog goed kunnen doen. Ik zie daar ook geen argumenten voor. Het feit, dat een aantal kamerleden hun werk slecht doen, blijft ook bij 100 kamerleden bestaan, waardoor het werk, dat nu door een deel van de kamerleden wel goed gedaan wordt, dan met nog minder mensen gedaan moet worden.
@20 Wij kunnen natuurlijk twisten over wat goed Kamerwerk is, en ook over wanneer ze dat nog kunnen doen. Feit is wel dat veel mensen in Nederland moe worden van overheidsbemoeienis. Die komt vaak voort uit overactieve volksvertegenwoordigers. Ik zou de stelling aandurven – maar inderdaad: die is niet te toetsen – dat dat wel minder zou worden met minder Kamerleden.
@21: Wat een draak van een reactie. Het lijkt mij geen ‘feit’ dat mensen moe worden van overheidsbemoeienis. Het is hoogstens en feit dat mensen vaak zeggen dat ze moe worden van overheidsbemoeienis. Echter, in de praktijk is men erg vóór overheidsbemoeienis – als het anderen betreft, wel te verstaan.
De kamervragen zijn een perfecte afspiegeling van de samenleving wat dat betreft, vaak gaan ze over dingen waar mensen in den lande zich ook erg over opwinden.
Dus als je pretendeert op debat op feiten te voeren en hoofd- en bijzaken te scheiden dan laat je het wel uit je hoofd om een dergelijke ‘fact-free’ zin op te schrijven.
Uiteindelijk is de vraag ‘meer of minder’ overheid weinig zinvol. Het debat moet gaan over de kwaliteit van de overheid. Wat is zinvol overheidsingrijpen, wat niet, maar vooral, wat is beter overheidsingrijpen?
@22 Dat had ik eraan toe kunnen voegen: we kunnen natuurlijk ook een discussie voeren over meer of minder overheidsbemoeienis. Feit is – maar ik put even uit mijn eigen werk – dat goede intenties aan de politieke kant niet altijd leiden tot goed beleid. De huidige problemen in het hoger onderwijs hebben voor een groot deel een politieke achtergrond. Dat perspectief mist wel in de bovenstaande discussie.
Als Kamervragen een afspiegeling zijn van wat er in de maatschappij speelt – ik vraag me dat af, zie bv. de vragen over slangen die konijnen eten of de lunch op het ministerie van EL&I – dan heeft ook de burger geen reëel beeld van wat de overheid kan doen. Kamerleden moeten dan geen Kamervragen stellen, maar hun achterban uitleggen dat – in deze voorbeelden – slangen nu eenmaal konijnen eten en dat de cateraar van het ministerie beslist over de lunch, niet de Tweede Kamer. Verwachtingsmanagement werkt beter dan vragen stellen die tot niets leiden, of leiden tot drakerig beleid. (Maar je kunt dat inderdaad anders zien).
@15 dan zijn we het wel eens: als de Kamer het intern regelt heb ik daar geen probleem mee.
@16 Ik ben nog niet overtuigd dat verminderen van het aantal leden helpt om de kwaliteit van het Kamerwerk te verbeteren, maar je suggestie dat Kamerleden meer budget en medewerkers krijgen lijkt me wel een goed plan. Dat het daardoor duurder wordt is geen bezwaar als dat echt iets verbeterd: een goedwerkende volksvertegenwoordiging is me dat wel waard.
@23: dat is dan dus een discussie over de kwaliteit van de overheidsbemoeienis. In #21 stel je de overheidsbemoeienis an sich ter discussie (het is een ‘feit’ dat mensen er moe van worden).
Het lijkt me een open deur dat de gemiddelde burger geen reëel beeld heeft van wat de overheid kan doen. Die kijkt meer met een morele bril naar de zaken: is het goed wat hier gebeurd, of is het een schandáál. In dat laatste geval gaat een goede volksvertegenwoordiger daar natuurlijk vragen over stellen.
Begrijp me niet verkeerd, ik ben ook voorstander van beter verwachtingsmanagement. Maar het is behoorlijk naïef om te denken dat dit de individuele politicus iets oplevert, de onderliggende verontwaardiging over het schandaal van de kiezer blijft immers bestaan, en daar zijn dus stemmen te winnen. Als jij het niet doet, steelt je collega de show. Natuurlijk, de meeste vragen halen de publiciteit niet, maar het gaat natuurlijk om de paar die de publiciteit wel halen.
Overigens de Nederlandse volksvertegenwoordiging al behoorlijk lean en mean, in internationaal perspectief. Als je toch wil hakken zou je de eerste kamer kunnen opheffen, mits rechters wetten mogen toetsen aan de grondwet en internationale verdragen.
Willem Schinkel reageert in NRC van 12/07/11 op onzalig plan Rutte (&is ook goede reactie op dit broddelwerk van Chris)
Kleinere Kamer betekent sanering van de volkswil
Het kabinet wil de Staten-Generaal inkrimpen.
In zijn wekelijkse televisiegesprek lichtte premier Rutte afgelopen vrijdag zijn voorstel toe om het aantal Tweede Kamerleden terug te brengen van 150 naar 100 en het aantal Eerste Kamerleden van 75 naar 50. Hoewel het aantal Kamerleden altijd in zekere mate arbitrair is, was het schokkend hoe de premier de vermindering ervan bepleitte.
Dit plan, stelde Rutte, is een onderdeel van het „kleiner maken van de overheid”. Het kabinet was bij zichzelf begonnen – het telt minder ministers en staatssecretarissen dan het vorige kabinet. Nu kan ook het aantal Kamerleden terug.
Hij verantwoordde dit idee verder door te stellen dat hoeveel Kamerleden je ook hebt, ze altijd wel wat te doen vinden. Dat, stelde Rutte, is onwenselijk. De overheid moet zich niet met alles bemoeien. Wie een kleinere overheid wil, moet „de trap van bovenaf schoon vegen”.
De redenering achter dit verder kansloze voorstel is absurd en gevaarlijk. De premier doet alsof de volksvertegenwoordiging eenvoudigweg onderdeel is van de overheid – een uitvoerende bestuursdienst als alle andere. Hij vergeet dat de Eerste en de Tweede Kamer een wetgevende functie hebben namens het volk en dat ze de premier controleren.
Het parlement is de manier waar- op de wil van het volk tot uitdrukking komt. Onder het mom van ‘bezuinigen op de overheid’ saneert Rutte de wil van het volk. Hij zegt daarmee: „het volk, dat ben ik”. Hij maakt gelijk ook duidelijk dat hij de rol van het volk deels wil afschaffen.
Dit doet denken aan Bertolt Brechts gedicht Die Lo?sung:
Zou het in dat geval niet eenvoudiger zijn wanneer de regering het volk ontbond en een nieuw volk koos?
Ruttes listige gelijkschakeling tussen het krimpen van de regering en van het parlement berust op een denkfout. Het krimpen van de regering betekent een machtsconcentratie bij een kleiner aantal ministers en staatssecretarissen. Het krimpen van de volksvertegenwoordiging bete-
Het is gevaarlijk om de Kamer te beschouwen als deel van het Rijk
kent een machtsverlies van het parlement en daarmee van het volk.
Nu al is het werk van het parlement zo complex dat Kamerleden minder en minder geïnformeerd zijn. Ze laten zich inpakken door een regering die wordt ondersteund door een bestuursapparaat.
Dat wordt bij een krimpend parlement alleen maar erger. Kamerleden vertonen straks steeds vaker het gedrag van interviewers op televisie. Ze slikken voor zoete koek wat de minister-president zegt, omdat ze te weinig kennis hebben om te begrijpen dat iets fundamenteels op het spel staat als de premier zegt dat de volksvertegenwoordiging bij ‘de overheid’ hoort.
Rutte wil „Nederland teruggeven aan de Nederlanders”, maar doet het tegenovergestelde. De retoriek is populistisch (het gaat om het „schoonvegen van de trap”), maar in dit geval veegt de premier de vloer aan met het volk. Het lijkt zo mooi: bezuinigen- de politici beginnen bij zichzelf, maar tussen regering en parlement bestaat een fundamentele scheiding die zich niet laat uitgummen door populistische retoriek.
De achterliggende agenda van dit voorstel moet worden gezocht in een beperking van de controlerende rol die het volk uitoefent op de macht. Voor een minderheidskabinet is controle door Kamerleden met dossierkennis op sommige momenten ongetwijfeld lastig en ook al lijkt het daarmee vooralsnog mee te vallen – dat is precies de bedoeling.
De beperking van de macht van het parlement, tegenover de machtsconcentratie van kabinetsleden, is een volgende stap in een beweging om politiek te depolitiseren. Politiek wordt dan ‘bezuinigingen’. Macht wordt bestuur.
Het voorstel tot verkleining van het parlement vergt een Grondwetswijziging en zal het ongetwijfeld niet halen, maar de subtiele gelijk- schakeling tussen de volksvertegenwoordiging en een te saneren overheid zegt veel over de ideologie van depolitisering, waarmee het kabinet een politiek voert van desolidarisering.
Willem Schinkel is universitair hoofddocent sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Aanvullend op #7, zou Nederland (op grond van de demografische ontwikkelingen sinds 1952) langzaamaan eens moeten gaan denken aan een uitbreiding van de 2e Kamer naar 250 en de 1e Kamer naar 125 leden.