COLUMN - door Esther Keymolen
Wat heeft zangeres Marion Manola (zie foto), die furore maakte op Broadway aan het eind van de 19de eeuw, gemeen met voetballer Robin van Persie en realityster Barbie (aka Samantha De Jong)? Alle drie beroemdheden zijn geconfronteerd met privacy-inbreuken. Marion Manola werd belaagd door fotografen toen ze in haar weinig verhullend kostuum op het podium stond. Haar werkgever, die het plan had opgevat de foto’s als reclame te publiceren in de krant had daartoe opdracht gegeven maar had dit niet van te voren aan Marion Manola voorgelegd. Zij was furieus en stapte naar de rechter om de publicatie van de foto’s tegen te houden. De rechter gaf haar gelijk en de foto’s mochten niet zonder haar toestemming worden afgedrukt.
Deze gebeurtenis was één van de aanleidingen voor de juristen Samuel Warren en Louis Brandeis om hun legendarische artikel “The Right to Privacy” te schrijven. In dit artikel definiëren ze privacy als “the right to be let alone”, het recht om met rust gelaten te worden.
De noodzaak om zo een recht te formuleren kwam niet uit de lucht vallen maar is rechtstreeks verbonden met de opkomst van het fototoestel en het verdienmodel van de tabloids (ook wel yellow journalism genoemd, naar de kleur van het papier waarop het gedrukt werd). Deze (riool)journalistiek was erop gericht smeuïge en niet noodzakelijk waarheidsgetrouwe nieuwtjes te publiceren, het liefst vergezeld van een prikkelende foto. Tegen zulke journalistieke wanpraktijken moesten burgers beschermd worden, zo meenden Warren en Brandeis. Als je je op straat begeeft of je ergens anders in de publieke ruimte bevindt, moet je erop kunnen vertrouwen dat je niet gelijk met foto en al de volgende dag op de voorpagina van de krant prijkt. Wat Marion Manola overkwam als celebrity, zo voorzagen Warren en Brandeis, kon immers iedereen gebeuren.
Wat dit voorval ons leert is dat de opkomst van een nieuwe technologische toepassing -het fototoestel- niet alleen nieuwe vormen van journalistiek mogelijk maakt maar ook de noodzaak creëert een concept als privacy opnieuw te doordenken en herijken. De zaak van een beroemdheid als Manola draagt daar actief aan bij omdat het op een zeer inzichtelijke en invoelbare manier voor het voetlicht brengt wat er op het spel staat, niet alleen voor Manola maar voor alle burgers.
Fast forward naar ons huidige netwerktijdperk waar met een smartphone op zak, iedereen zich een tabloid journalist kan wanen en waar Twitter en Facebook daarbij al te vaak als online geel krantje fungeren. Het zal niet als een verrassing komen dat in een tijd waar met de spreekwoordelijke druk op de knop enorme hoeveelheden data verzameld, doorzocht en gedeeld worden er zich ook aan de lopende band privacy-inbreuken voordoen.
Toch merken we daar in de dagelijkse praktijk maar weinig van. Veel van die privacyschendingen spelen zich immers af achter de interface van mijn kekke iPhone, letterlijk aan mijn zicht onttrokken. Als het gebeurt, heb ik er niet écht weet van, hooguit zijn er vermoedens. Zelfs als grote privacy-schandalen breed worden uitgemeten in de media (denk aan het nieuws over de Facebook data die door Cambridge Analytica zouden zijn gebruikt om oa de presidentsverkiezingen te beïnvloeden blijft dat soort nieuws nog steeds redelijk abstract. Om en bij de 87 miljoen geoogste Facebook profielen, waarvan ruim 89 000 van Nederlanders, doet duizelen, maar wat betekent dat uiteindelijk voor mij als individu? Zelfs Lubachs oproep om afscheid te nemen van dit platform levert “maar” 10 000 ‘Facebook-verlaters’ op.
Sommige privacyschendingen kunnen ons misschien een handje helpen om die impact beter te begrijpen. Bijvoorbeeld wanneer privacyschendingen dichterbij komen en het mensen van vlees en bloed overkomt; zeker als het mensen zijn die we “kennen” zoals professionele voetballers en TV-sterren. In 2005 werd Robin van Persie verdacht van verkrachting (deze zaak is later geseponeerd). Meer dan 200 dienders trachtten via het politiesysteem zijn dossier in te kijken, hoewel ze niet bij het onderzoek betrokken waren. De beveiliging was echter op orde en ze slagen hier niet in. Anders is het gesteld met het medisch dossier van Samantha ‘Barbie’ De Jong. Zij werd na overmatig drugsgebruik begin dit jaar opgenomen in het Haga Ziekenhuis. Haar dossier is wel toegankelijk voor medewerkers die hun nieuwsgierigheid niet kunnen bedwingen. Beide privacyschendingen waren in het nieuws en veroorzaakten een levendige discussie over de manier waarop privacy gewaarborgd kan worden wanneer digitale dossiers in het spel zijn.
Net zoals Manola haar zaak dat deed meer dan een eeuw geleden, geeft dat wat Van Persie en De Jong overkwam ons een zeer waardevolle kijk onder de motorkap van digitale systemen. Niet-beroemde burgers maken immers gebruik van dezelfde systemen en ook hun digitale dossiers zijn op eenzelfde manier beveiligd. Aangezien het kenmerkend is voor onze huidige netwerktechnologieën dat het opvragen en uitwisselen van data zich aan de ervaring van de eindgebruiker onttrekt, zijn dit soort privacyschendingen bij uitstek een manier om helder te krijgen wat er eigenlijk op het spel staat.
Naast dat deze privacyschendingen van beroemdheden ons een hoognodige blik achter de interface gunnen, roepen ze -in ieder geval bij mij- ook een andere belangrijke vraag op: wat zou ík doen als politie -of ziekenhuismedewerker? Zou ik mijn nieuwsgierigheid kunnen bedwingen? Privacyschendingen van beroemdheden maken niet alleen de risico’s inzichtelijk die we zelf lopen maar maken het ook invoelbaar dat er een motivatie is om de privacy van de ander te schenden; variërend van geldgewin tot simpelweg nieuwsgierigheid. Meer nog, het is de nieuwsgierigheid van het publiek die de privacyschending van beroemdheden een ongewilde extra dimensie geeft. Niet alleen de oorspronkelijke privacyschending maar ook het feit dat deze nieuwswaarde heeft maakt dat Van Persie en De Jong wederom in het middelpunt van de belangstelling staan en de hele geschiedenis, die ze waarschijnlijk liever willen vergeten, wordt opgerakeld (en met dit blog draag ik daar in feite weer aan bij).
Laten we dus, ook gezien onze eigen betrokkenheid, deze privacyschendingen -hoe vreemd het ook klinkt- op waarde schatten door na te denken hoe het beter kan. Bijvoorbeeld door ervoor te zorgen, net zoals de Rotterdamse politie, dat dossiers niet voor iedereen toegankelijk zijn. Privacy-by-design, de idee dat je privacy normen als het ware in het ontwerp van de technologie kan programmeren zou hierbij een belangrijke rol kunnen vervullen. Eén van de dingen die we kunnen leren van de privacyschendingen van Van Persie en De Jong is dat wanneer we onze eigen nieuwsgierigheid niet kunnen bedwingen, we dat de technologie misschien voor ons moeten laten doen.
En bij deze dank ik ook onze hedendaagse privacy-martelaren Van Persie en Barbie die net als Manola, ongewild, bijdragen aan de belangrijke vraag hoe privacy te doordenken én vorm te geven in het huidige netwerktijdperk!
Dit artikel verscheen eerder op Bij Nader Inzien.