OPINIE - Zonder ingrijpen, dreigt de economische ongelijkheid de komende decennia drastisch toe te nemen, vindt Thomas Piketty.
De verdeling van inkomen en vermogen is een van de meest controversiële vraagstukken van vandaag. Het goede nieuws is dat het verschillende kanten op kan gaan. De geschiedenis leert ons dat economische krachten zowel naar meer als minder gelijkheid kunnen voeren. Welke kracht sterker blijkt is afhankelijk van de welke instellingen en welk beleid we gezamenlijk kiezen.
Efficiëntie en gelijke kansen in het onderwijs combineren
Historisch gezien is de belangrijkste gelijkmakende kracht de verspreiding van kennis en vaardigheden. Maar hiervoor zijn wel onderwijsinstellingen nodig die voor iedereen toegankelijk zijn, en structurele investeringen in scholing. De vraag hoe te komen tot een hogeronderwijssysteem dat efficiënt is en tegelijk gelijke kansen biedt, vormt wereldwijd een grote uitdaging waarvoor nog geen enkel land een volledig adequate oplossing heeft gevonden.
Heroverweeg belasting op hoge inkomens uit arbeid
Gelijke toegang tot onderwijs is noodzakelijk, maar niet voldoende. Het garandeert niet automatisch een eerlijke en harmonieuze verdeling van inkomen en vermogen. De inkomensongelijkheid in de VS is sinds de jaren tachtig spectaculair gestegen, vooral door de ongekende explosie van de inkomens van grootverdieners. Daardoor is nu sprake van een ware scheiding tussen de topbestuurders van grote bedrijven en de rest van de bevolking.
Het is natuurlijk denkbaar dat de kwaliteiten en productiviteit van die managers veel sterker toegenomen zijn dan die van andere werknemers. Maar het is waarschijnlijker – en meer in overeenstemming met de feiten – dat topbestuurders grotendeels de bevoegdheid hebben hun eigen salaris vast te stellen, veelal zonder dat er een duidelijke verhouding bestaat met hun productiviteit.
Het opleggen van een confisquerende belastingheffing aan buitensporige inkomens kan deze ontwikkeling remmen.
Bestrijding van buitensporig rendement op kapitaal
De geschiedenis leert dat toenemende ongelijkheid, naast opleidings- en inkomensfactoren, op de lange termijn vooral afhankelijk is van de mate waarin het rendement op kapitaal (r) de groeivoet van de economie (g) overschrijdt. Als r groter is dan g, zoals in de negentiende eeuw het geval was en waar het ook de komende tijd naartoe lijkt te gaan, nemen de bestaande inkomensverschillen nog verder toe, zelfs tot extreme niveaus.
Er zijn twee manieren waarop de economische productie kan toenemen: door bevolkingsgroei of door groei van de productie per hoofd van de bevolking (productiviteitsstijging). Wat het eerste betreft is het onwaarschijnlijk dat de bevolkingsexplosie van de afgelopen periode doorzet; de verwachting is eerder dat de totale wereldbevolking zich zal stabiliseren. Wat de productiviteitsgroei betreft: zelfs als we dankzij continue technologische innovaties blijvend kunnen profiteren van immateriële, schone groei, zal deze waarschijnlijk niet meer dan 1-1,5% per jaar bedragen; een niveau dat past bij dat van landen die al langere tijd op hun technologische grenzen stuiten.
Onder deze omstandigheden is het bijna onvermijdelijk dat de wereldwijde groei in de eenentwintigste eeuw aanzienlijk lager zal zijn dan het rendement op kapitaal. Er bestaat nu eenmaal geen natuurlijke drijfveer die het rendement op kapitaal dichter bij de groeivoet brengt. Gedurende het grootste deel van de wereldgeschiedenis kwam economische groei nauwelijks boven nul uit, terwijl het rendement op het kapitaal altijd duidelijk positief is geweest (in traditionele agrarische samenlevingen doorgaans 4-5% per jaar voor pacht).
Uit de Forbes-ranglijst van miljardairs blijkt dat de rijkdom van de zeer vermogenden tussen 1987 en 2013 ruim drie keer zo snel is gestegen als de omvang van de wereldeconomie.
Argumenten voor een wereldwijde progressieve vermogensbelasting
De divergentie tussen r en g leidt logischerwijs tot een zeer grote concentratie van rijkdom, wat onvrede teweegbrengt en onze democratische waarden en instellingen sterk ondermijnt. De ideale oplossing hiervoor zou een wereldwijde progressieve belasting op het individuele nettovermogen zijn. Zij die het speelveld betreden en vermogen beginnen te vergaren, betalen dan weinig, terwijl degenen die al miljarden bezitten zwaar worden belast. Dat bevordert de sociale mobiliteit en houdt de ongelijkheid binnen de perken.
Een andere mogelijke oplossing is inflatie, een instrument dat in het verleden heeft geholpen de publieke schuldenlasten te verlichten. Maar inflatie tast ook de spaargelden van de minder draagkrachtige inkomensgroepen aan, en fungeert onbedoeld als belasting op kleine vermogens. Een belasting op grote vermogens lijkt daarboven te verkiezen.
VS en EU moeten voortouw nemen op gebied van internationale samenwerking
Voor een mondiale vermogensbelasting is veel meer internationale samenwerking nodig. Dat is lastig, maar wel haalbaar. De VS en de Europese Unie nemen elk een kwart van het mondiale bbp voor hun rekening. Als zij er ooit in slagen met één stem te spreken, wat een grondige herziening van de disfunctionele Europese federale instellingen vereist, dan is een wereldwijde registratie van financiële bezittingen binnen bereik.
Belastingparadijzen en andere landen die hun medewerking weigeren kunnen dan op passende sancties rekenen. Blijft die samenwerking uit, dan zou een steeds groter deel van de publieke opinie zich tegen de mondialisering kunnen keren en zijn heil kunnen zoeken in nationalisme en protectionisme.
Dit is een ingekorte versie van de bijdrage van Thomas Piketty die verscheen in de webeditie van S&D, maandblad van de Wiardi Beckman Stichting, nummer 3, 2014.
Vanmiddag om 13:00 uur verschijnt een reactie op Piketty’s Le capital au XXIe siècle door Paul de Beer, bijzonder hoogleraar arbeidsverhoudingen aan de UvA.
Reacties (22)
Zou het niet juist iets voor China zijn om het voortouw bij deze te pakken? Gezien de ideologie en bulderende economie enzo?
Stuitend, dat de bollebozen van de Peevandeaa nu het werk van Thomas Piketty gebruiken, terwijl de zelfde Peevandeaa hard werkt aan het vergroten van ongelijkheid tussen burgers.
@2: Tja, zolang het zo goed werkt tijdens de campagne-tijd, blijft de PvdA pretenderen een sociaal-democratische partij te zijn.
14 juli a.s. is het 225 jaar geleden, dat de Bastide bestormd werd.
Laat ons dit herdenken door de bestorming van de Beurs (e.d.)
Laten we ons verenigen in het “moderne leger van Robin Hood” en sleur de graaiers van het pluche.
;-)
@3: Dat noem ik opportunistisch en schaamteloos.
@5: Touché!
Yup:
– toegankelijk onderwijs (en moet rendabel zijn: als iedereen antropologie of kunstgeschiedenis gaat doen verandert onderwijs niets aan de ongelijkheid)
– geleidelijkere belastingschalen (dus niet al maximaal bij 50.000), je kunt er zelfs een functie van maken die geleidelijk blijft toenemen bij hoger inkomen en asymptotisch naar 100% gaat
– gelijktrekken van belasting op inkomens uit vermogen en arbeid, of zelfs inkomen uit vermogen meer belasten bij de hogere bedragen
– minder waarde hechten aan individuele bestuurders: bestuurders zijn veel minder cruciaal voor succes dan ze zelf denken en dat is met statistiek aan te tonen
– internationale harmonisering van de bovenstaande principes (niet alleen een probleem met belastingparadijzen maar ook met armere landen waar men een middenstand Westerling ook als een onverdiend rijke ziet en daar hebben ze wel een punt: als wij niet laten zien dat we bereid zijn te delen waarom zouden zij dan niet de investeringen van kapitaalvluchtelingen met open armen ontvangen?)
@7:
Lijkt me ook niet dat dat zomaar zal gebeuren, maar wat is er mis met een studie kunstgeschiedenis? Stel je nu een “rendabele” studiekeuze als wertuigbouwkunde voor. Hoeveel van wat je daar leert wordt in de partijk gebruikt? Sterker nog: Zou iemand die kunstgeschiedenis gestudeerd heeft niet juist heel out of the box-denken kunnen hebben bij (bijv.)technische problemen?
@8:
nee
@8
Simpelweg: nee. De wiskundige intuities die je voor dat soort dingen nodig hebt ontwikkel je pas na een jarenlange studie. Misschien dat iemand die antropologie EN werktuigbouwkunde heeft gestudeerd een heel klein beetje extra kan toevoegen maar het zal waarschijnlijk niet rendabel zijn t.o.v. 4 jaar werkervaring missen en een tweede studie betalen.
P.S. voor mensen gaan roepen dat het niet om het rendabel zijn hoort te gaan, we hebben het hier over de context van onderwijs als tegenwerker van inkomensongelijkheid en dan draait het dus wel om het omzetten van een studie in een goed betaalde baan.
@10:
Ach neem:
Gaudi, slechte student die toch wel wat kon met moeilijke constructies/berekeningen
http://nl.wikipedia.org/wiki/Antoni_Gaud%C3%AD#Jeugd_en_studie
Wat de denken van Eise Eisinga
http://nl.wikipedia.org/wiki/Eise_Eisinga#Levensloop
Hub van Doorne
http://nl.wikipedia.org/wiki/Hub_van_Doorne
vond het pientere pookje uit zonder dure opleiding.
Echte slimmeriken komen er toch wel.
@11
Ik denk dat je sterk onderschat hoeveel “slimmerikken” een moderne economie nodig heeft.
@12: Misschien zitten er wel teveel slimmerikken in de ‘moderne’ economie.
@13
En dat zeg je terwijl je op een computer aan het typen bent?
@12:
De “samenleving” zou een aantal slimmeriken kunnen gebruiken, die de ‘economie”, zoals de meeste mensen die zien overbodig maakt.
@13:
Mag ik aannemen, dat je mensen bedoeld die denken dat ze slim zijn? ;-)
Ah, ik vroeg me al af waar Maarten Schinkel in zijn Economie column van vandaag de waarheid vandaan had, natuurlijk van de grote denkers van de Wiarda Beckman Stichting. Nivelleren kun je leren, toch? Ook in een onbewijsbare toekomst?
@12, wat #15 zegt: ‘slimmeriken’ ;) Maar even serieus. #11 noemt een aantal voorbeelden, maar ik wil daar wel even kanttekeningen bij zetten.
Gaudi (vind ik zelf erg mooi) werkte niet met veiligheidsmarges, tegenwoordig zeker niet toelaatbaar. Hoewel berekeningen toen zeker moeilijker waren, zijn de meeste grote gebouwen van voor die tijd met een fikse veiligheidsmarge gebouwd (je wilt toch niet dat je kathedraal/brug zomaar instortte?) Gaudi maakte ook veel gebruik van kettinglijnen: uit daadwerkelijk begrip voor de natuurkundige implicaties die die lijnen hadden. Hij gebruikte die voor de bouw van de maquette, maar tussen maquette en daadwerkelijk gebouw zat toch nog behoorlijk wat tijd en ruimte. Die tijd had verkort kunnen worden als Gaudi gebruik had gemaakt van wiskundige inzichten mbt de kettinglijn. Het grote verschil tussen maquette en gebouw had ook zeer beperkt kunnen worden door gebruik te maken van kennis over materiaaleigenschappen en (tegenwoordig) de eindige-elementen-methode.
Eise Eisinga is uniek in dit rijtje: het is inderdaad een autodidact die ver is gekomen. Hub van Doorne is weliswaar niet hoogopgeleid, maar komt wel uit een milieu waarin machines gankelijk waren. Het pientere pookje is dan inderdaad technisch-praktisch van aard, en niet technisch-theoretisch. (Dat betekent dus niet dat het van minder waarde of belang is!).
Ook klopt het argument niet: “Echte slimmeriken komen er toch wel”. De voorbeelden moeten generaliserend zijn voor alle slimmeriken. Je miskent hiermee de mogelijkheid dat de resultaten zijn vertekend: je weet niet hoeveel echte slimmeriken ‘er niet zijn gekomen’, juist omdat die er niet zijn gekomen. (De enige manier om dit te omzeilen, zonder uitputtend aan te tonen dat dit inderdaad voor alle ‘echte slimmeriken’ geldt, is door de definitie zo te schikken dat die precies in het argument past: ‘echte slimmeriken zijn die mensen, die er toch wel komen’, maar in dat geval is het argument gewoon een ongefundeerde stelling, en geen argument.)
Er wordt hier weer zonder argument gesteld dat alle inkomensverschillen ongewenst zijn en daarom de belasting maar omhoog moet (zelfs tot 100%, volgens @7).
Piketty heeft nog een goed onderbouwd verhaal over vermogensverschillen, maar dat is natuurlijk wat anders…..
Als ik dit zo lees moet ik de komende tijd landbouwgrond gaan aanschaffen.
@19:
Om je eten verbouwen voor de familie e.d. of als belegging?
Tip: Zorg dat het een stuk boven N.A.P. licht; je weet maar nooit met de stijgende zeespiegel.
@18
Nee, er wordt niet gesteld dat de inkomensverschillen naar 0 moeten. wel dat die moeten ophouden te stijgen.
Vermogen speelt bij Pikketty (terecht) alleen de rol van bron van inkomen. Zijn grafiek plot r (rendement op vermogen) tegen g (economische groei).
@15
Een of andere vorm van consistente economie moet er altijd zijn, maar daar ging het niet om, het ging er heel simpel gesteld om dat je best veel slimme, geleerde mensen nodig hebt om moderne technologie te onderhouden, vervangen en verbeteren.
@8: Nee, echt niet