Dag van de Publieke Dienstverlening

De Tweede Kamer neemt vandaag de hele dag de tijd om in de plenaire zaal over het stikstofbeleid te debatteren. Wat later op de dag vindt in de commissiezalen de eerste ‘Dag van de Publieke Dienstverlening’ plaats. Kamerleden gaan met verschillende uitvoeringsorganisaties en beleidsambtenaren in gesprek om te kijken hoe de publieke dienstverlening verbeterd kan worden.

Niet geheel toevallig heeft de Tweede Kamer deze dag georganiseerd tegelijkertijd met de VN Public Service Day. Die VN-dag is meer een feestje waar voorbeeldige en innovatieve publieke dienstverleningsprojecten worden gelauwerd.

Wie het allemaal wil volgen kan zappen tussen de plenaire zaal en de commissiezalen.

Van 13.30 tot 14.30 uur vinden drie gesprekken tegelijkertijd plaats. In de Troelstrazaal praten Kamerleden met vertegenwoordigers van het CJIB (Centraal Justitieel Incassobureau), Kadaster, de IND en Politie.

In de Groen van Prinstererzaal worden de Kamerleden bijgepraat door vertegenwoordigers van de Belastingdienst, het directoraat-generaal Toeslagen, de Kamer van Koophandel en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

En in de Thorbeckezaal komen UWV, CAK, DUO, Onderwijsinspectie, het Landelijk Meldpunt Zorg en de Inspectie IGJ (Gezondheidszorg en Jeugd) aan bod.

Dat uurtje wordt vooral besteed aan presentaties van de aanwezige organisaties. Als dat een beetje vlot verloopt (zeg vijf tot zeven minuten per organisatie) is er nog een halfuurtje tijd voor vragen van de Kamerleden.

Daarna (van 14.40 tot 15.05) vinden een aantal informele zittingen plaats, waar we niet online getuige van kunnen zijn. In besloten bijeenkomsten kunnen Kamerleden praten met mensen van de werkvloer van zes geselecteerde uitvoeringsorganisaties en beleidsambtenaren van de ministeries.

De geselecteerden zijn de Belastingdienst, de Nationale Politie, Rijkswaterstaat, de IND, de VNG en het UWV.

Deze ‘Dag van de Publieke Dienstverlening’ vloeit voort uit een van de aanbevelingen die de Tijdelijke onderzoekscommissie Uitvoeringsorganisaties (TCU) vorig jaar deed (Parlementair onderzoek uitvoeringsorganisaties, 25 februari 2021).

Kort daarna (20 mei 2021) werd Werk aan Uitvoering gelanceerd. Een “overheidsbreed programma ter verbetering van de publieke dienstverlening”. Ook mogen we de Staat van de Uitvoering tegemoet zien: een “jaarlijkse publicatie om knelpunten in de uitvoeringspraktijk te analyseren en oplossingen te vinden”. De website ging begin juni online.

Wat is de meerwaarde van deze initiatieven? Er bestaat immers al de ‘Stand van de Uitvoering’, waarmee diverse uitvoeringsinstanties resultaten en knelpunten rapporteren aan de Tweede Kamer. Dat soort stukken zijn toch ter lering en niet ter vermaak?

Het UWV en de SVB doen dat al wat langer en elk halfjaar. Gisteren werd de ‘Stand van de uitvoering sociale zekerheid 2022’ aan de Kamer aangeboden. De vorige werd in december 2021 geopenbaard. De eerste verscheen juli 2018.

De Belastingdienst kwam begin dit jaar met hun eerste ‘Stand van de Uitvoering 2021’. Op 10 juni kwam het ministerie van Justitie en Veiligheid met de eerste ‘Stand van’ van haar uitvoeringsorganisaties (waaronder IND, de Dienst Terugkeer en Vertrek en het CJIB (Centraal Justitieel Incassobureau).

In het kader van ‘de menselijke maat’ is het natuurlijk prima dat Kamerleden kletsen en borrelen met uitvoerders van het kabinetsbeleid. Maar nog een rapportage en weer een onderzoek, plus nog een “staat van de stand”?

Ach, niks mis mee zolang het nog voor het einde van Rutte IV zal uitmonden in de ‘Dag van alles-wat-tussen-overheid-en-burger-fout-ging-is-opgelost’. Dat die dag spoedig moge komen.

Reacties (2)

#1 Jos van Dijk

Deze column van Japke-d. Bouma in de NRC van gisteren geeft treffend de problematiek van de uitvoerende organisaties weer: ‘Kwartiermakers, taskforces, regieorganen, platformen – ambtenaren verzinnen van alles om het échte werk uit te stellen.’

Ik miste nog wel de verwijzing naar de politieke context waarin deze cultuur is ontstaan. Dat is de ‘kleine staat’ van Rutte c.s. Zo weinig mogelijk doen, alleen grote lijnen uitzetten, veel symboolpolitiek en ‘reputatiemanagement’. En verder alles over de schutting gooien richting provincies, gemeentes, particulier intiatief, bedrijfsleven en burgers. Sinds de VVD het voortouw heeft in de landelijke politiek hebben ambtenaren in de uitvoeringsorganisaties weinig stimulans gekregen om daadkraachtig en creatief op te treden. Uitstellen en opschuiven. Dat is het motto in al die pijnlijke dossiers waar we de laatste jaren mee geconfronteerd zijn. En daar zitten politieke keuzes achter en geen onwillende ambtenaren.

  • Volgende discussie
#1.1 Hans Custers - Reactie op #1

Precies. Ik denk overigens dat het vooral te maken heeft met het idee dat een kleinere overheid een betere overheid is. En dat alles daarom altijd efficiënter kan en moet. Terwijl reorganiseren vanwege de efficiëntie vaak heel inefficiënt blijkt te zijn. Al was het maar omdat een reorganisatie vaak zoveel gedoe oplevert dat je onmogelijk nog terugverdient wat je in de reorganisatie zelf bent kwijtgeraakt. En ook omdat sommige efficiëntie-dogma’s in de praktijk niet zo goed blijken te werken.

Ik heb geen bewijzen, maar ik heb wel de indruk dat de kabinetten Rutte heel veel van dat soort reorganisaties hebben doorgevoerd. Het is het beleid van een premier die zegt dat hij geen visie heeft en die denkt dat dat positief is. Terwijl het in werkelijkheid betekent dat hij zich niet bewust is van zijn eigen ideologische oogkleppen.