Hij was een doodgewone jongen. Intelligent, sociaal, populair, goed in sport, de meisjes vonden hem leuk. Kortom: het leven lachte Nathon Brooks toe. En toch besloot hij op een nacht in 2013, op 14-jarige leeftijd, zijn ouders in hun slaap door het hoofd te schieten.
Omdat zijn vader de bewakingscamera’s binnenshuis had opgehangen, wist de politie diezelfde nacht nog wie de dader was. We zagen Nathon in de verhoorkamer zitten. Aanvankelijk houdt hij nog een verhaal op over een man die hun huis was binnengedrongen, maar toen de agent hem vertelde over de camera’s gaf hij meteen toe dat hij het was geweest. ‘Wat heb ik gedaan?’, vroeg hij zichzelf wanhopig af. ‘We maken allemaal fouten’, zei de agent.
Anders dan in de meeste van dit soort gevallen, hebben beide ouders van Nathon de moordpoging overleefd. Waarna zij verder moesten met de vraag: waarom? Wat hebben we fout gedaan? Waarom wilde onze zoon ons vermoorden? Ze krijgen geen antwoord. Waarschijnlijk zullen ze het nooit krijgen. Hun zoon weet het ook niet. Ze blijven wel van ‘m houden. Net als z’n opa en oma, die blijven ook van hem houden.
Het waren jagers. Nathon was een jager. Zijn ouders waren jagers. Zijn grootouders waren jagers. ‘We don’t kill’, zegt zijn oma, ‘we hunt.’ Aan het begin van de documentaire I shot my parents laat de vader van Nathon het pistool zien waarmee hun zoon hen had geprobeerd te vermoorden. Het is de Smith and Wesson van opa. ‘This was it’, zegt hij terwijl hij het pistool laat zien, om zichzelf meteen enigszins te corrigeren: ‘Well, it’s not like the gun did it, but, it was thát gun’. Oftewel, het eeuwige NRA-riedeltje: guns don’t kill people, people kill people.’ Zelfs nu hun eigen zoon de dader was, hielden ze het vol. Zij het aarzelend, ik meen zelfs lichtelijk verontschuldigend.