De verkiezingsprogramma’s zijn binnen. Recent blogde ik al over het Zweedse kiesstelsel dat Pieter Omtzigt zo passioneert. Deze keer duik ik dieper in het Deense kiesstelsel dat Caroline van der Plas enthousiasmeert. Een gastbijdrage van Kristof Jacobs, eerder verschenen bij Stuk Rood Vlees.
Uit mijn analyse blijkt dat het Deense model inderdaad de regio een beetje meer vertegenwoordiging zou geven in Den Haag. Het verschil is echter beperkt en het systeem zou behoorlijk complex worden.
BBB wil kiesdistricten zoals in Denemarken
Laten we beginnen met wat BBB wil. Dit zegt de partij in haar verkiezingsprogramma:
“Om de democratie, politiek en het parlement dichter bij de mensen te brengen, wil BBB de wijze van verkiezing van de Eerste en Tweede Kamer aanpassen. De Eerste Kamer wordt nu gekozen door de Provinciale Staten, maar wordt straks direct door de inwoners van de provincies gekozen. De Eerste Kamer en Tweede Kamer worden straks via kiesdistricten gekozen (hierbij kan geleerd worden van het Deense model).”
BBB, 2023: 107, vet toegevoegd.
Zoals je ziet, is het voorstel best wel vaag. Zowaar nog vager dan het voorstel van Omtzigt.[1] Daar waar je bij Omtzigt een vrij aardig beeld kreeg van de gevolgen van het kiesstelsel, zal ik het in dit blog met name moeten doen met de ietwat cryptische omschrijvingen moeten doen die ik in vet in het citaat heb aangegeven. Beter dan niets. Cruciaal is het stukje: hierbij kan geleerd worden van het Deense model. Eerst moeten we even kijken naar dat Deense model dus.
Het Deens kiesstelsel is complex
Het Deense Parlement telt 179 leden, waarbij er 175 in Denemarken zelf worden verkozen. Ik zal ingaan op de kieswijze van deze 175 leden.[2] 135 zetels worden verdeeld in de kiesdistricten, de overige 40 zijn compensatiezetels die ook weer over de tien districten verdeeld worden.
Het Deense kiesstelsel lijkt *voor de kiezer* op het Nederlandse: je brengt één stem uit op een kandidaat voor een partij. Anders is wel dat de kiezer echter ook op de partij als geheel kan stemmen. Het belangrijkste verschil is echter dat je een stem uitbrengt op een lijst binnen een district.
Denemarken kent namelijk drie ‘provincies’ die weer onderverdeeld zijn in kleinere kiesdistricten. Sinds 2007 zijn dat er 10. Het aantal zetels voor elk van de tien districten wordt bepaald op basis van het aantal inwoners, het aantal geregistreerde kiezers en… de landoppervlakte van dat district (p. 5). Dat is overigens een belangrijk verschil met Zweden waar de zetelaantallen per district enkel gebaseerd zijn op het aantal geregistreerde kiezers (p. 5). In de praktijk varieert de grootte van de Deense districten van 10 tot 20 zetels.[3]
De zetelverdeling is nog complexer
Ok, 10 districten van verschillende grootte dus met in totaal 135 zetels te verdelen. Maar hoe bepaalt men welke partij hoeveel zetels krijgt? Dat is geen sinecure. In een eerste fase berekent men per district welke partijen zetels krijgen. De rekenmethode die wordt gebruikt is, net zoals in Zweden de zogenaamde Modified Saint-Laguë methode. Omdat de districten vrij klein zijn, is er een hoog percentage stemmen nodig om minstens één zetel te behalen in een district. In Denemarken lukt dit enkel de grootste partijen.
Dan blijven nog de 40 compensatiezetels. In een tweede stap wordt gekeken naar wie in aanmerking komt voor de compensatiezetels. Daar zijn er drie kiesdrempels die als alternatieve routes fungeren. Als een partij op zijn minst één van de drempels overschrijdt dan mag ze meedoen aan de zetelverdeling van de compensatiezetels. Deze worden verdeeld door alle stemmen op te tellen en 175 zetels te verdelen alsof het één nationale kieskring was. Deze verdeling wordt vergeleken met het totale aantal zetels dat een partij behaalde in de districten. Het verschil wordt aangevuld met compensatiezetels.[4] Deze worden dan weer via complexe formules toegewezen aan de districten. Dat maakt het voor partijen trouwens zeer onvoorspelbaar inzake in welke districten ze hoeveel zetels winnen.
Kiesdrempels!
Nog wat informatie over die drie fascinerende kiesdrempels die leidend zijn in de verdeling van de compensatiezetels in Denemarken. De kiesdrempels zijn:
- Minstens één zetel behaald in een district
- Minstens 2% van het totale aantal geldige stemmen hebben behaald
- In twee van de drie provincies meer stemmen hebben behaald dan de gemiddelde kiesdeler in die provincie.[5]
In de praktijk blijken de kiesdrempels weinig verschil te maken en is de uitslag zeer evenredig. Al bij al zijn de kiesdrempels laag en kunnen partijen relatief makkelijk over één van de drempels heen.
Denemarken heeft een zeer evenredig kiesstelsel
In 2017 voerde Simon Otjes al simulaties uit waarbij hij inging op de vraag of de uitkomst van de Tweede Kamerverkiezingen anders zouden zij als we het Deense kiesstelsel hadden gehad. Zijn antwoord: de uitslag zou toen niet veel verschillen van de uitslag onder het Nederlandse kiesstelsel. Ook de kleinere partijen zouden nog aardig wat zetels krijgen en niet uit de boot vallen.
Een beetje de stem van en voor het platteland
Wat zou dit beteken voor de regio als BBB een Deens kiesstelsel zou invoeren? Het Deense kiesstelsel dwingt politici om meer rekening te houden met de regio’s. Daarbij lijkt het erg op het Zweedse kiesstelsel. Omdat het aantal zetels per district (in tegenstelling tot Zweden) ook wordt bepaald door landoppervlakte, is de relatieve oververtegenwoordiging van perifere, grotere provincies dus sterker. Goed nieuws voor Friesland en Groningen dus.
De prijs die je betaalt is dat het systeem door haar complexiteit zeer onvoorspelbaar is. Omdat het zeer evenredig is, is het wel duidelijk hoeveel zetels een partij ongeveer zal halen, maar waar ze deze behaalt is nauwelijks te voorspellen.
Wat is het verschil tussen het Zweedse en Deense kiesstelsel?
Voor de liefhebbers als bonus nog even een vergelijking tussen het Deense en Zweedse kiesstelsel.
Noten:
[1] Mochten er BBB’ers zijn die dit blog lezen, stuur me gerust meer gedetailleerde plannen van jullie kiesstelselvoorstel dan update ik het blog met alle plezier!
[2] De Kamerleden voor de Faeröer eilanden en Groenland worden namelijk op een andere manier verkozen.
[3] Uitzondering is het eiland Bornholm dat 2 gegarandeerde zetels heeft.
[4] Wanneer een partij minder zetels heeft in de tweede zetelverdeling, dan verandert er niets voor die partij en wordt dus in de praktijk het aantal te verdelen compensatiezetels lager. Dit komt slechts zeer zelden voor omdat het aantal compensatiezetels vrij hoog is en de geografische verdeling van kiezers niet extreem vertekend.
[5] Omdat er meerdere districten per provincie zijn, wordt dus per provincie het gemiddelde genomen van de districten in die provincie
Nog even dit
Als alle verkiezingsprogramma’s binnen zijn maak ik ook nu weer een overzichtje met de posities van de politieke partijen op het gebied van democratische vernieuwing. Het belooft een interessant overzicht te worden: de meeste partijen willen ‘het vertrouwen in de politiek’ herstellen en graven diep in de grabbelton van de democratische vernieuwing. Wordt vervolgd dus…
Over de auteur
Kristof Jacobs is universitair hoofddocent aan de Radboud Universiteit en doet onderzoek naar democratie, referenda, kiesstelsels, verkiezingen & sociale media.
Reacties (10)
De politiek dichter bij de kiezer brengen kan ook fysiek. Verdubbel het aantal volksvertegenwoordigers, zodat ook nieuwe kleintjes een betere kans maken en de parlementariërs zelf ook niet zo overwerkt raken. En ga weg van die rand, meer naar het midden, liefst op een provinciegrens. Gelderland ligt wat dat betreft gunstig, en ook daar zullen genoeg stallen vrijkomen om het verrunderde parlement te herhuisvesten…
Sowieso heeft een kies- of tel-systeem waarbij de media niet meer zo zitten hijgen om op diezelfde avond al een uitslag te hebben, terwijl daarna de formaties alsmaar langer duren, een pré.
Regionale vertegenwoordiging vindt BBB een beter stelsel omdat ze verwachten daar als partij beter van te worden. Het is een populistische, conservatieve manier van vertegenwoordigen. De Tweede Kamer moet het landsbelang dienen binnen een internationale politieke omgeving, zoals EU. Andere binnenlandse overkoepelende belangenvertegenwoordigingen hebben daarbij veruit prioriteit, zoals: inkomenszekerheid, wonen, gezondheidszorg, veiligheid, innovatie onderwijs, klimaat en milieu, economie, onze rol en invloed binnen de EU, etc.
Daarnaast kan best een beter regionaal beleid te worden gevoerd, om de landeijke doelstellingen te bereiken door regionale sterktes en kansen te benutten, en zwaktes te verbeteren en risico’s te vermijden, en culturele, regionale cultuur te faciliteren.
En ja, ook beter openbaar vervoer en zorg in de regio, waar noodzakelijk.
Maar wel binnen een landeijk beleid.
De eerste kamer wordt al sterk vertegenwoordigd vanuit de provincies. Daar moeten wetsvoorstellen op uitvoerbaarheid en randvoorwaarden worden beoordeeld. En daar gaat het juist vaak mis. Daar ligt een grote prioriteit.
Ik vermoed dat Kerrolein vooral uit is op het ondemocratische element in dat Deense model; Niet elke stem heeft meer een gelijk gewicht. Door oppervlak mee te nemen, hebben inwoners van de dunner bevolkte gebieden meer stemgewicht ten kostte van de inwoners van dichter bevolkte gebieden. Nu loop je dat risico al snel in een districtenstelsel, maar in het Deense stelsel is kiezerongeijkheid dus zelfs uitgangspunt.
Dat is een negatieve benadering Bismarck. Beide zoeken volgens mij gewoon naar een manier om niet randstedelijke problemen zichtbaar te houden in de luid vertegenwoordigde randstad. Zolang je maar niet in winner-takes-all stukjes terecht komt kan het volgens mij best gunstig zijn als er mensen in de kamer zitten die door kiezers rechtsreeks verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor problemen waar niet heel Nederland voor op hol slaat. Dat zorgt er dan tenminste voor dat het ergens aangekaart gaat worden. Hopelijk zwakt dat ook de ijzeren fractie discipline wat af als parlementsleden weten dat ze daar op afgerekend kunnen worden.
Als het op kiesstelsels aankomt, benader ik elke beweging in ondemocratische richting negatief. Punt is dat er helemaal niet naar het Deense model gekeken hoeft te worden (met inherente afwijking van one man one vote), om een regiorepresentatievere volksvertegenwoordiging te krijgen. En dan heb ik het nog helemaal niet eens gehad over kiesdrempels.
Wat is dan jouw voorstel om een regiorepresentatievere volksvertegenwoordiging te krijgen? En wat vind je van kiesdrempels?
Ik ben grondig tegen elke kiesdrempel (inclusief de Nederlandse). En regiorepresentativteit kun je ook krijgen met 100 zetels in provinciale kiesdistricten, met de andere 100 compensatiezetels (zonder artificiële drempel en volgens Sainte-Laguë verdeeld) om maximale evenredigheid en vertegenwoordiging te garanderen. Overigens vind ik die (mogelijke, want hoe voorkom je omzeiling, zoals nu al gebeurt bij gemeentelijke en provinciale verkiezingen?) regiorepresentativiteit niet belangrijk genoeg om er het kiesstelsel voor om te gooien. Uitbreiding van de Kamer (en kiesdrempelverlaging) zijn voor mij veel urgenter.
Interessant, ik ben ‘grondig’ tegen uitbreiding van de kamer en zie helemaal niets in verlaging van de kiesdrempel door uitbreiding daarvan. Dan krijg nog meer van die éen-twee-driepitters in de kamer met debatten waar nooit een eind meer aan lijkt te komen. In de praktijk hebben die kleine fracties geen invloed op het beleid. Het lijkt me veel interessanter om de kiezer meer invloed te geven over de samenstelling van fracties door daar mensen in te krijgen die rechtstreeks worden afgerekend of ze nu wel of niet het regionale probleem opgelost krijgen. Dat haalt ook invloed weg bij partijbesturen die naar mijn mening momenteel te veel macht hebben over wat er in de tweede kamer gebeurt.
Waarom zou de volksvertegenwoordiging “regiorepresentatiever” worden moeten?
De kiezers lijken er geen behoefte aan te hebben.
Ter informatie: elke Nederlander kan een Partij voor de Zeeuwse Eilanden oprichten, of een partij voor duinbewoners, of een partij voor Friestaligen, of voor het Salland.
(Sterker nog, de mogelijkheden op het stembiljet hangen af van de provincie waarin u woont. We hebben dus al een regionaal stelsel voor de Tweede Kamerverkiezingen).
Maar blijkbaar hebben de kiezers er geen behoefte aan.
Zelfs de Partij voor het Noorden komt niet in de Tweede Kamer (terwijl ik denk dat er toch wel specifiek Groningse belangen te verdedigen zijn i.v.m. de gaswinning).
Als je het probleem niet ziet heb je inderdaad geen oplossing nodig. Wat de kiezer wil lijkt me hier wat kort door de bocht, die wil wel dat zijn regionale problemen worden opgelost maar ziet misschien weinig in de de één issue beweging van een kleine regio die in de praktijk nergens toe leidt. De kunst is die regionale problemen op de agenda te krijgen bij de partijen die aan de macht zijn. De beste manier om macht in beweging te krijgen is directe druk op beperking daarvan.