De magie van Barcelona is ongekend. Of het nu de organische architectuur van Gaudi, het weidse uitzicht van de Montjuich of het sterrenensemble van Barça is, de stad oefent een grote aantrekkingskracht uit op haar bezoekers, getuige het feit dat jaarlijks 29 miljoen mensen de stad bezoeken, waarvan er 9 miljoen in de stad overnachten. Dat Barcelona niet altijd deze status heeft gehad, is minder bekend. En dat was de reden voor het van Gogh museum om een speciale tentoonstelling over het Barcelona van 1900 samen te stellen.
Door de samengang van de koninkrijken Aragon en Castilië in 1469, nadat Fernando van Aragón trouwde met Isabella van Kastilië, werd de vereniging van Spanje bezegeld en verloor de stad veel van van haar grandeur op het internationale toneel. Pas aan het eind van de negentiende eeuw begon de stad weer te herleven; de oude stadsmuren werden geslecht waardoor er ruimte voor groei en uitbreiding ontstond, genoodzaakt door de grote woondichtheid van de stad. Eixample was de eerste wijk die gebouwd werd in deze periode en dit was de opmaat voor een opleving in de economie en de industrie. Barcelona wilde graag het Parijs van het zuiden worden, maar kreeg bekendheid als de Roos van vuur en de Stad van de bommen
Barcelona 1900 is thematisch opgezet en laat je als het ware een stadswandeling maken langs verschillende belangrijke elementen uit deze periode van (weder)opbouw. Zo wordt bijvoorbeeld de link gelegd tussen Eusebi Guëll, katoenindustrieel en liefhebber van architectuur en kunst, en de jonge architect Antoni Gaudi die als één van zijn eerste opdrachten een kaptafel voor de vrouw van Guëll ontwierp. In 1900 gaf deze Guëll aan Gaudi de opdracht om het Park Guëll te ontwerpen, een tuinwijk naar Engels voorbeeld. Uiteraard worden gedurende de tentoonsteling ook de bouw van La Sagrada Família, La Pedrera en Casa Batlló uitgelicht.
In 1881 werd het tijdschrift L’Avens (vooruitgang) opgericht (vanaf 1891 volgens de Catalaanse spelling L’Avenç). De oprichting van dit blad liet duidelijk zien dat men in Barcelona een nauwe verwantschap voelde met Parijs door kritische artikelen en beschouwingen op het gebied van kunst, literatuur en wetenschap. Later begon men met het uitgeven van boeken, catalogi, concertprogramma’s en affiches. Vooral de theaterposters en de reclames voor onder andere champagnes en wijnen die door dit gezelschap gemaakt werden, zijn sterk geïnspireerd door de affiches van Henri de Toulouse-Lautrec.
In de ontwikkeling van de kunst vielen mij vooral de werken van de schilder/schrijver Santiago Rusiñol op. Bovenstaande afbeelding toont het atelier van een jonge nog onbekende Erik Satie die als hotelpianist zijn kost verdiende en een armoedig onderkomen had in Montmartre. Rusiñol verbleef vanaf 1889 een aantal jaren in Parijs en schilderde daar vooral impressionistische taferelen en portretten. Bij zijn terugkeer in Barcelona ging hij zich echter steeds meer richten op de Jugendstil en vestigde zich in Sitges waar hij zijn woonhuis inrichtte als een rariteitenkabinet waar vele bijeenkomsten van modernisten werden georganiseerd en dat hij omdoopte tot het Cau Ferrat museum (ijzeren toevluchtsoord). Het was het oord van de dolende zielen waar “zij wier hart verkild is, op de vlucht voor het lawaai van de stad, komen […] om te dromen […] om ons te laven aan de poëzie, ziek als wij zijn van het proza dat nu over onze aarde stroomt”, aldus een toespraak van hem uit 1894. Wat vooral opvalt bij zijn schilderijen is de helderheid en zijn oog voor detail. Het is een soort realisme met een kleine twist.
Als klap op de vuurpijl hangen er nog een aantal straatbeelden van een jonge Picasso en een serie kleine portretjes in aquarel die hij maakte van de bezoekers van het kunstenaarscafé Els Quatre Gats, het eigen Les Deux Magots van Barcelona. Ook is er een heuse ‘El Greco’ te zien, De boetedoening van Maria Magdalena bij het kruis (1585-90), die een grote invloed heeft uitgeoefend op de schilders van het Barcelona van rond 1900.
Barcelona 1900 is een waardige tentoonstelling waar de bezoeker prettig doorheen kan flaneren, kennis kan maken met hier nauwelijks bekende schilders en in staat wordt gesteld om een paar grootmachten op dat gebied weer eens te kunnen ontmoeten. En zeker wanneer er bij die bezoeker voorlopig nog geen echt bezoek aan Barcelona in het verschiet ligt, is deze tentoonstelling een aardige geste voor een zondagmiddag.
Reacties (4)
Het is nu een beetje laat om er dieper op in te gaan, maar dit stukje zondigt zo’n beetje tegen alles wat een eerstejaars journalistiek leert over de opbouw van een fatsoenlijk artikel. Sorry hoor, maar deze moet over.
Dan moet men natuurlijk het werk van die eerstejaars journalistiek wel willen lezen/schrijven…
Zou er btw graag langsgaan, het ligt alleen een beetje buiten mijn vertrouwde route…
Het was ook een beetje laat dat ik dit stukje schreef.