Vice Versa

91 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Partij van de Arbeid (cc)

Knieval Ploumen richting Coolcat

Verschillende media berichtten gisteren over de opmerkelijke verontschuldiging van minister Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) richting Coolcat. Eind vorig jaar trok de minister publiekelijk ten strijde tegen het kledingconcern omdat ze het Veiligheidsakkoord voor de Bengaalse kledingsector niet wilden ondertekenen, nu bood ze haar excuses aan voor onterechte beschuldigingen.

Met de advocaten van Coolcat-directeur Roland Kahn achter zich aan, lijkt de minister haar strategie van naming and shaming bij te stellen. Waar ze vorig jaar nog scherpe kritiek uitte op Coolcat, Prénatal en Wibra, is nu na overleg met Coolcat een rectificatie opgesteld waarin de beschuldigingen worden afgedaan als verkeerde suggesties, waarna de dagvaarding van Coolcat vervolgens is ingetrokken. In zijn mediaoptreden bij Eva Jinek verdedigt kledingtycoon Kahn zijn merk en beweert dat hij ‘ volledig onterecht is zwart gemaakt’. Zijn kledingketen zou juist voorop lopen met arbeidsomstandigheden en veiligheid,  en er is geen sprake van het veronachtzamen van een cruciale ontwikkeling, zoals Ploumen het eerder noemde.

Vanochtend reageerde de Schone Kleren Campagne verontwaardigd en wilde meteen ‘een aantal feitelijke onjuistheden rechtzetten’. Zo zou de bewering dat Coolcat een van de eerste tien kledingbedrijven die het akkoord over veilige werkomstandigheden in Bangladesh ondertekende niet kloppen; het bedrijf was de 137e die haar naam toevoegde aan de lijst, en twaalf Nederlandse bedrijven zijn Coolcat al voorgegaan. Ook wil de Schone Kleren Campagne benadrukken dat ze minister Ploumen niet verkeerd hebben ingelicht. De uitspraken van de minister waren, hoewel Kahn het tegendeel beweert, op 25 november nog wel degelijk juist: de fabrieksramp vond plaats in april, in mei drong de actiegroep aan op ondertekening van het veiligheidsakkoord maar toen zette Kahn nog geen handtekening. De Schone Kleren Campagne wijst op zijn uitspraken bij Pauw en Witteman om 25 november, waarin hij toegeeft dat het akkoord nog niet is getekend.

Foto: UNICEF Ethiopia (cc)

‘Zo’n envelop met donker kindje erop gaat gelijk prullenbak in’

INTERVIEW - Hans Withoos, internationaal modefotograaf en kunstenaar fotografeerde in Zambia voor Orange Babies kinderen met hiv, in designerkleding van de Braziliaanse ontwerper Fernando Silva.

Wat vindt Hans Withoos precies van de discussie over beeldvorming? ‘Ik denk dat het nodig is. Als ik eerlijk ben…ik had nooit verwacht dat er in Afrika nog steeds mensen zijn die echt niet te eten en te drinken hebben, dat ze daarvoor in de rij moeten. Dat vind ik een gebrek aan voorlichting van elk goed doel. Dat verhaal lijkt zo jaren ‘70/’80, maar het is nog steeds zo. Dat wordt naar mijn idee nu niet meer goed gecommuniceerd. Ik ben best iemand die veel gesponsord heeft, maar ik zie alsmaar die lachende, blije kindjes uit Afrika of die kinderen met vliegen op hun gezicht. Ja, dat weet ik nou wel.’

Wat voor beeld had je dan wel?

‘Ik heb veel gereisd over de wereld en ik zag eigenlijk altijd heel veel verschillende vormen van rijkdom. Iemand kan geen geld hebben en toch rijk zijn. In Ecuador kwam ik mensen tegen die daar in een hutje wonen, maar gelukkig zijn. Ze hebben een goed leven. In mijn opinie is de Westerse wereld niet de enige goede manier. En zo dacht ik ook over Afrika, want zo zag ik het bijvoorbeeld ook bij de Masai. Ze kunnen jagen, er is eten en er is drinken. Natuurlijk is er gebrek aan water om te wassen, maar als dat er is, is iedereen heel gelukkig. De levensbehoeften en de levensinvulling zijn anders, maar dat vind ik geen kwestie van armoede, maar een andere vorm van leven. Totdat ik in Zambia kwam en ik op de scholen zag dat de kinderen in de rij moesten staan om één keer te mogen eten. En dat de laatste tien geen eten kregen, omdat het eten op was. Ik heb daar echt lopen huilen, en ik ben geen sentimentele dwaas. In Zambia ben ik echt geconfronteerd met echte armoede en het echte probleem, en dat is immens groot natuurlijk. Nu realiseer ik me dat er dus veel meer speelt, meer dan ik me had kunnen voorstellen en dat ondanks dat ik al die jaren gesponsord heb. Mijn beeld hiervan was niet absoluut niet goed.’

Foto: koschi (cc)

Ontwikkelingslanden lopen half miljard belastinginkomsten mis

Het laatste jaar leek het ene rapport na het andere over belastingontwijking ons om de oren te vliegen. In opdracht van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken vergeleek dr. Francis Weyzig (Universiteit Utrecht) de verschillende studies en deed hij onderzoek naar de gevolgen van het Nederlandse belastingsysteem voor ontwikkelingslanden. De studie Evaluation issues in financing for development; Analysing effects of Dutch corporate tax policy on developing countries (pdf), bevestigt dat Nederland – naast andere ontwikkelde landen – een rol vervult in de fiscale strategie van veel multinationals. Ontwikkelingslanden staan vaak te springen om investeringen van buitenlandse bedrijven, maar veel van deze multinationals proberen via allerlei omwegen hun lokale belastingafdrachten te verminderen. Nederland heeft een uitgebreid netwerk van bilaterale belastingverdragen, waarvan multinationals dankbaar gebruik maken door hier een vestiging als tussenschakel te openen. Vervolgens kunnen bedrijven profiteren van de bijbehorende belastingvoordelen, zoals een lage bronbelasting op uitgaande dividend-, rente-, en royalty-betalingen.

In studies die naar het onderwerp zijn uitgevoerd, doen verscheidene bedragen de ronde. Het IOB concludeert dat ontwikkelings­landen in totaal mogelijk tot een half miljard per jaar aan belasting­inkomsten mislopen, hoewel niet ieder ontwikkelingsland in dezelfde mate wordt getroffen.

In 2013 promoveerde u op uw onderzoek naar de gevolgen van het Nederlandse belastingsysteem voor ontwikkelingslanden. Wat is er nieuw aan deze IOB-studie?

Foto: todaysart (cc)

Geef fondsenwerving mondiale dimensie

OPINIE - De Nederlandse ontwikkelingssector staat door de aangekondigde bezuinigingen van minister Ploumen voor een enorme uitdaging wat betreft het werven van haar inkomsten. Kon een groot gedeelte van de sector voorheen vertrouwen op een royale bijdrage van de Nederlandse overheid, al vanaf 2007 daalt deze bijdrage en in de toekomst zal dit opnieuw minder worden. Ontwikkelingsorganisaties zullen naarstig naar andere manieren van financiering moeten zoeken. Partnerschappen aangaan met bedrijven kan een manier zijn. Maar ook zullen Nederlandse hulporganisaties in de nabije toekomst in toenemende mate afhankelijk worden van particuliere donaties. Hier liggen nog steeds kansen. Door de jaren heen blijken Nederlanders gulle gevers aan hulporganisaties. De vraag is welke weg de hulporganisaties moeten bewandelen om de Nederlandse burger goed te bereiken. Een mondiaal perspectief op fondsenwerving lijkt een kansrijke, nieuwe manier om Nederlanders te motiveren om te geven.

Vervagende grenzen en nieuwe verhoudingen

In een wereld waar grenzen vervagen en machtsverhoudingen verschuiven, lijkt de traditionele manier van fondsenwerven verouderd. Centraal in deze manier van fondsenwerven staat het mechanisme waarbij in het ‘rijke’ Noorden geld wordt ingezameld om dit, via organisaties, te verdelen in het ‘arme’ Zuiden. Een groot deel van de arme mensen in de wereld woont echter tegenwoordig in middeninkomenslanden met een snelgroeiende middenklasse. Denk aan landen als India en China. Maar ook in veel Afrikaanse landen groeit het aantal mensen met een middeninkomen. Het afschilderen van mensen en vaak in het bijzonder kinderen in Afrika, Azië of Latijns-Amerika als zielig en hulpeloos is niet alleen inhumaan, maar doet daarnaast geen recht aan de kracht en diversiteit binnen de landen in deze werelddelen. Een punt wat in het reframing the message debat al aan bod is gekomen.

Foto: Jacob Whittaker (cc)

Liefdadigheid versus gerechtigheid

ACHTERGROND - Op 17 maart 1982 vertrokken Koos Koster, Hans ter Laag, Jan Kuiper en Joop Willemsen vanuit hotel Alameda in San Salvador naar de provincie Chalatenango. Ze zouden het gebied intrekken dat in handen was van de guerrilla’s van het FMLN. De vier Nederlandse IKON-journalisten waren in El Salvador om reportages te maken over de bloedige burgeroorlog die in het kleine Midden-Amerikaanse land woedde. Bij de plek waar de Nederlanders hadden afgesproken met de gidsen van het verzet, had het leger een hinderlaag gelegd en werden ze alle vier doodgeschoten. De moord op de IKON-ploeg was voorpaginanieuws in de hele wereld. Voor mij als 16-jarige jongen was dit hét moment van definitieve betrokkenheid bij de mondiale verhoudingen. Een point of no return.

Enkele maanden daarvoor was ik begonnen met het kijken naar actualiteitenrubriek Kenmerk van de IKON, waar de reportages van Koster werden uitgezonden. Zijn geëngageerde stijl en hoe hij berichtte over armoede en schendingen van mensenrechten, sprak me enorm aan. Koster had duidelijke opvattingen over de journalistiek. In 1980 had hij eveneens in El Salvador met de aartsbisschop van het land, Oscar Romero, gesproken. Romero, die kort daarna vermoord werd, had tegen hem gezegd: ‘Jullie journalisten hebben een heilig beroep. Jullie moeten de waarheid bekendmaken.’

Foto: Marcel Borgstijn (cc)

Nederlandse regering gaat iets doen aan belastingontwijking

ACHTERGROND - In opdracht van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) onderzoekt Francis Weyzig mogelijke effecten van het Nederlandse belastingbeleid voor ontwikkelingslanden. Begin 2014 komt het IOB-rapport uit, maar Weyzig gaf alvast een overzicht van zijn bevindingen tijdens een lezing op het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

In ontwikkelingslanden is er vaak maar een kleine middenklasse die belasting kan betalen. Daarom vormt de belasting op (buitenlandse) vennootschappen er verhoudingsgewijs een grote rol. Tegelijkertijd ondervinden deze landen moeilijkheden met belastingheffing van multinationals om verschillende binnenlandse en regionale redenen. In een aantal ontwikkelingslanden bestaat een groot deel van de begroting dan ook nog steeds uit hulp. Weyzig betoogt dat inkomsten uit belasting meer bijdragen aan de ontwikkeling van een land dan inkomsten uit hulpbronnen. Ook minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking concludeert dat het gebrek aan belastinginkomsten een ongewenste situatie is. ‘Daarom vinden wij dat wij hen moeten bijstaan bij het meer ophalen van eigen middelen, zodat men zelf kan investeren in onderwijs, gezondheid en infrastructuur,’ zegt de minister. De gedeelde financiering om belastingontwijking tegen te gaan, vanuit het ministerie van Financiën en het Ontwikkelingssamenwerkingbudget, vindt Ploumen dan ook een buitengewoon verstandige investering. ‘Zelfstandigheid, het zorg dragen voor basisdiensten uit de eigen begroting en het op een fatsoenlijke manier heffen en innen van belastingen, dat gun je elk land.’

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Fragiele staten verdienen meeste aandacht?

Fragiele staten verdienen de meeste aandacht, of niet? Gaat het om de fragiliteit van een staat of om de kwetsbaarheid van een samenleving? vraagt Jan Pronk zich af.

Stabiliteit is een voorwaarde voor ontwikkeling. Fragiele staten zijn instabiel. Boeren en industriëlen durven niet te investeren, buitenlandse ondernemingen en banken evenmin. De onzekerheden zijn te groot. Steeds minder mensen vinden werk. De inkomens en bestedingen dalen. De overheidsinkomsten stagneren, waardoor er minder middelen zijn voor onderwijs, gezondheidszorg en andere basisvoorzieningen. Zo ontstaat een negatieve spiraal. Die kan alleen van buitenaf doorbroken worden. Daarom verdienen fragiele staten in het kader van ontwikkelingssamenwerking meer aandacht en hulp dan andere landen. Als zij die niet krijgen is het risico groot, dat de instabiliteit en het geweld overslaan op buurlanden, op de regio en ook op stabiele landen in het Westen.

Er lijkt geen speld tussen te krijgen, maar toch is het een drogreden. Op zich is positieve aandacht voor fragiliteit en instabiliteit een stap vooruit ten opzichte van de tijd waarin dezelfde redenering leidde tot een tegenovergestelde conclusie: geef hulp pas wanneer een land stabiel is geworden, het geweld heeft uitgebannen, zijn zaakjes op orde heeft en goed wordt bestuurd. Voordat dit stadium is bereikt, heeft hulp geen effect. Maar die conclusie bleek rigide. Landen waren vaak niet in staat zelf uit het dal te klimmen en er kwamen meer fragiele staten bij. Bovendien golden humanitaire overwegingen: men kan mensen die het slachtoffer zijn van instabiliteit en geweld toch niet aan hun lot overlaten?

Foto: World Trade Organization (cc)

WTO-top levert magere winsten op voor minst ontwikkelde landen

ANALYSE - De WTO heeft weliswaar een historisch akkoord bereikt, maar het levert ontwikkelingslanden weinig op. Met name voor de minst ontwikkelde landen zijn de winsten bitter mager.

De WTO heeft een historisch akkoord bereikt. Historisch, omdat het de eerste keer in het bestaan van de organisatie is dat er een akkoord is gesloten. De WTO had het nodig, want maar weinigen geloofden dat de WTO nog in staat was besluiten te maken. ‘Het zat in mijn systeem ingebakken dat er binnen de WTO toch nooit iets besloten kon worden,’ zei voorzitter en gastheer minister van handel Gita Wirjawan tijdens de afsluitende persconferentie. Maar op Bali bleek dat er wel degelijk iets kan worden bereikt. ‘We are back in business,’ zei een opgeluchte Roberto Azevedo (directeur-generaal van de Wereldhandelsorganisatie) dan ook.

Het akkoord dat op Bali is gesloten, behelst maar een fractie van Doha-agenda. Daarmee is Bali slechts een kleine stap voor de WTO, toch is het akkoord niet zonder belangrijke gevolgen. Het akkoord zal er bijvoorbeeld voor zorgen dat op termijn alle douaneprocedures geharmoniseerd zijn en transparanter worden gemaakt en dat zal belangrijke gevolgen hebben voor de wereldhandel. Nu de meeste handelsbarrières namelijk zijn afgeschaaft, zijn het met name de omslachtige douaneprocedures met veel administratieve rompslomp die het vrije verkeer van goederen en diensten moeilijker maken.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Beeldvorming in goede doelencampagnes is stigmatiserend

OPINIE - Firdaoussi verschijnt zo nu en dan op televisie, tussen de soapseries en het journaal door. Zij vult dan negentig seconden lang in haar eentje het beeld. Een klein, verdrietig meisje, op sterven na dood. Een dragende mannelijke voice-over vertelt met de nodige melancholie: ‘Ze is nog maar een kind. Een onschuldig meisje, dat niets anders kent dan pijn en gekweld wordt door ondervoeding.’  Op de kijker wordt vervolgens een dringend beroep gedaan: ‘Helpt u vandaag een kinderleven redden? Dat kan al vanaf drie euro per maand.’

Achter het beeld

Red het leven van Firdaoussi“, een reclamespot van Save the Children, heeft de gemoederen flink bezig gehouden de laatste tijd. IDleaks stuurde in juni een brief aan het management van Save the Children met het verzoek de reclame van de buis te halen. Publicist Frank van der Linde diende in oktober een klacht in bij brancheorganisatie Partos. Diverse Nederlanders met Afrikaanse roots deden een appèl op prominenten in de ontwikkelingssector om te stoppen met dit soort beeldvorming.

Waarom vallen zo veel mensen over deze reclamespot? En welke argumenten passeren daarbij de revue? IDleaks kwam eerder deze week met een uitgebreide analyse. Wij borduren daar in dit artikel op voort. We proberen antwoord te geven op de vraag “wat is eigenlijk het probleem?”, doen een aantal suggesties en sluiten af met een gedachte-experiment. Kijk voor je verder leest overigens eerst even naar de reclamespot die de directe aanleiding vormt voor dit schrijven.

Foto: The U.S. Army (cc)

Zeven aandachtspunten voor Nederlandse missie naar Mali

ANALYSE - Rechtsstaatsopbouw in Mali is een voorwaarde  voor duurzame stabiliteit en vrede, zeggen experts Servaas Feiertag en Jan de Vries.

De Nederlandse missie naar Mali wordt vandaag besproken in de Tweede Kamer. Hoewel de nadruk voor de missie ligt op militaire interventie (via het inzamelen van inlichtingen) wordt in de zogenaamde art. 100 brief (pdf), die besproken wordt in de Kamer, ook nadruk gelegd op veiligheid en rechtsorde met referentie aan rechtsstaatsopbouw. Rechtsstaat- en vredesopbouw worden genoemd als specifieke doelstellingen van de missie, maar ook als lange termijn doelstellingen voor de Nederlandse inzet in Mali, die zal worden voortgezet na de militaire bijdrage.

De doelstellingen op het gebied van rechtsstaatsopbouw zijn nog niet concreet. Alvorens deze te concretiseren zouden de verschillende Nederlandse en internationale actoren die actief zullen zijn op dit terrein er goed aan doen de volgende punten als uitgangspunten te nemen voor de verdere definitie en formulering van een strategie.

Zeven aandachtspunten

In het kort zijn de zeven punten:

1. Maak van Mali geen Irak en Afghanistan

De massale inzet van experts, militaire middelen en hulporganisaties in Mali doet denken aan eerdere interventies in onder meer Irak en Afghanistan. De situatie in Mali is echter niet identiek aan Irak en Afghanistan en er moet voor gewaakt worden dat niet te snel voor eerder gebruikte oplossingen wordt gekozen. Eerst moet een grondige analyse gemaakt worden van de problematiek, de achtergronden en de lokale context. Op basis daarvan kunnen werkbare oplossingen geïdentificeerd worden waaraan de middelen gekoppeld kunnen worden.

Foto: copyright ok. Gecheckt 10-02-2022

What about the boy?

OPINIE - Voor de giro 555-actie voor de Filipijnen werd een foto van een jongetje gebruikt. De vraag die erbij gesteld werd: wie is die jongen? André van der Stouwe zet vraagtekens bij het gebruik van de foto.

Joshua is gevonden! De Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) en volgers kunnen hun geluk niet op. Goed nieuws voor… ja, voor wie eigenlijk? En nu discussie over framing en beeldvorming toch actueel is: overschrijden de Samenwerkende Hulporganisaties hiermee geen grens? Want moet ook Joshua niet zijn instemming geven voor het gebruik van zijn foto in een grote inzamelingsactie?

Wat is het nut van zo’n zoekactie? Natuurlijk is het interessant om antwoord te vinden op de vraag wat er is gebeurd met het jongetje dat – zonder dat hij het wist – prominent heeft meegeholpen om meer dan 30 miljoen los te weken bij het Nederlandse publiek (afgezien nog van het feit dat de zoektocht op zichzelf al een interessant experiment is). Maar dan?

In een persbericht van de SHO lees ik:

Actievoorzitter Henri van Eeghen verwoordt de emoties bij het actieteam, na het horen dat de jongen is gevonden. ‘Het is heel fijn dat we hem nu een naam kunnen geven en dat we weten hoe het met hem is. Het verhaal van Joshua is voor ons belangrijk. Zijn foto is het symbool geworden voor de vele, vele slachtoffers van de allesverwoestende tyfoon.’

Foto: Olof Werngren (cc)

Voor allerarmste landen is WTO zo slecht nog niet

ANALYSE - De Wereldhandelsorganisatie (WTO) is in crisis. Z0 beginnen in elk geval de meeste artikelen en commentaren die de afgelopen weken over de organisatie zijn verschenen. En dat is ook wel terecht, want er zijn grote verschillen in de onderhandelingsposities van de belangrijke machtsblokken.

De VS staan bijvoorbeeld lijnrecht tegenover de “Cotton Four”; de vier West-Afrikaanse katoen producerende landen (Benin, Burkina Faso, Tsjaad en Mali), die af willen van de markt verstorende subsidies aan Amerikaanse katoenboeren.

In het centrum van de aandacht staat echter het voorstel van India. In misschien wel de grootste campagne tegen honger en voor voedselzekerheid in het land sinds jaren, wil India meer ruimte om haar eigen landbouw te subsidiëren. Volgens veel landen leidt de steun echter tot serieuze marktverstoringen, waar rijstimporterende landen de dupe van kunnen worden. Uitgerekend aartsvijand Pakistan zou het Indiase voorstel in de WTO kunnen blokkeren en er gaan steeds meer stemmen op in India om desnoods de WTO maar te verlaten als de Indiase handelsminister niet een beter handelsresultaat mee naar huis kan nemen.

Het Indiase voorstel lijkt overigens allerminst onredelijk, want zelfs als India haar landbouw gaat subsidiëren, zal de totale steun die het land aan haar boeren zal geven nog maar een fractie zijn van hetgeen een land als de Verenigde Staten aan haar eigen boeren geeft. En ook Europa heeft boter op haar hoofd als ze India bekritiseert: de Europese steun mag dan onder allerlei ingewikkelde constructies vallen, die wel worden toegestaan door de WTO (subsidies die volgens de definities van de WTO niet-marktverstorend zijn), maar leg maar eens uit aan een boer uit Bangladesh waarom zijn Europese en Amerikaanse collega’s elke maand wel ondersteuning ontvangen, terwijl hij dat niet krijgt. Waarom niet? Omdat de WTO dat niet zou toestaat en in dat kader is het wrang dat het uitgerekend de Verenigde Staten is die de Indiase staatsteun bij een WTO-panel aanhankelijk maakte.

Vorige Volgende